Anne van den Dool
Wat heeft het moederschap te bieden aan een vrouw die graag het avontuur opzoekt? In De stem van Sulina schetst Anneleen Van Offel hoe een reizend stel met het naderen van de bron van de Donau het ouderzijn steeds meer omarmt – totdat het zich in alle hevigheid aan hen opdringt.
De afgelopen tijd verschenen verschillende romans waarin met het romantische beeld van het moederschap korte metten wordt gemaakt. In Oersoep (2023) neemt Bregje Hofstede haar lezers mee in het helse proces dat bevallen is. In Bedenktijd (2023) beschrijft Meredith Greer hoe zij in de coronaperiode in alle isolatie en eenzaamheid een abortus ondergaat. In Moeders. Heiligen (2023) brengt Dieuwertje Mertens het personage Mercedes ten tonele, dat bij een Mariabeeld op een Frans dorpsplein haar gevoelens deelt over haar verstandelijk beperkte puberzoon en de vreselijke daad die ze hem onmogelijk kan vergeven.
Hoe logisch het ook mag voelen om de moeder – of bijna-moeder, net-niet-moeder, niet-langer-moeder of andere varianten – een stem te geven, we hebben het lange tijd nagenoeg zonder diepgravende vrouwelijke ouderpersonages moeten doen. In het nabije verleden was de moeder vooral het object van de zonenblik – denk bijvoorbeeld aan Sprakeloos (2009) van Tom Lanoye, Ik kom terug (2014) van Adriaan van Dis, Moedervlekken (2016) van Arnon Grunberg, Dit is mijn moeder (2019) van Tommy Wieringa en Gestameld liedboek (2011) van Erwin Mortier.
Zwanger door Europa
Aan het genre van de moederliteratuur kan nu ook De stem van Sulina (2024) van Anneleen Van Offel worden toegevoegd. Een zwangere vrouw reist samen met haar geliefde Leon door Europa, rondtrekkend met een klein busje dat desalniettemin van alle gemakken is voorzien. Ze volgen de route van de Donau, door Duitsland, Oostenrijk, Servië en Roemenië, helemaal tot aan de vuurtoren van Sulina aan de Zwarte-Zeekust. Daarmee hebben ze direct een bestemming, en bovendien letterlijk en figuurlijk vruchtbare grond onder hun voeten: rivieren bepalen al eeuwen waar volkeren zich vestigen en hun mythes over het land uitstrooien.
De Donau is een regenrivier: hij wordt gevoed door water uit de grond en de lucht. Dat merken de reizende geliefden: de rivier treedt, als gevolg van het onstuimige weer, regelmatig buiten zijn oevers. Tegelijkertijd slaat regelmatig de hitte toe, zo hevig dat ze af en toe meerdere dagen moeten halthouden bij een verkoelende schaduwplek aan de rivier.
Deze omstandigheden zijn extra onfortuinlijk omdat de vrouw hoogzwanger is. Dat maakt de grote wisselingen in het weer nog oncomfortabeler, maar laten haar ook nadenken over de toekomst die haar kroost tegemoet gaat, en of deze daad van voortplanting ooit herhaald zal worden: ‘zal ze überhaupt zelf kinderen willen krijgen, de straat onder haar een ziedende rivier, knaloranje reddingssloepen’.
Meanderende vertelling
De stem van Sulina is geen rechtlijnige vertelling: de vertelster springt samen met ons naar voren en naar achteren in de tijd, van momenten dat ze nog hoogzwanger op reis is naar scènes van na de bevalling en vice versa. De verklaring voor die vorm kan worden gevonden in het moederschap: als lezers zijn we getuige van het schrijfproces van een – wellicht deze – roman, een proces dat eerder leidt tot een golvende woordenstroom dan tot een rechtlijnig verhaal: ‘’s Avonds, wanneer ze in bed ligt, strijk ik over wat ik eerder schreef, laag na laag. Ik zie de herhaling in mijn zinnen, de taal die de op- en neergaande beweging lijkt te hebben overgenomen van een dag die gevuld is met dezelfde handelingen, de golfslag van de kolfmachine, het wiegen.’
De rivier, het lichaam, de roman, de tijd – allemaal kronkelen ze om de lezer heen. Dat geldt zeker ook voor de taal waarin Van Offels vertelling gegoten is: de tekst meandert, staat bol van de vergelijkingen, wisselt van tijd, plaats, handeling en perspectief, en ontspringt daarmee soms de dans van de vastgelegde betekenis. Zie bijvoorbeeld deze beschrijving van het vrouwelijk lichaam dat moet bijkomen van de bevalling: ‘Daar lig ik in het bedje, mijn vloeibaar, lekkend lijf, ik knijp mijn vuisten samen, heb mijn eigen, trage manier van bewegen. Wier in water. Ik moet nog landen op aarde. Een luier vangt mijn vocht op, in mijn spieren zit geen enkele spanning. Ik ben verbonden met een groter lichaam, dat ik niet zie.’
Verstoffend avontuur
Het rondtrekkende leven en het moederbestaan lijken niet goed bij elkaar te passen. Wie een kind krijgt, nestelt zich ten slotte op een vaste plek. Zo werkt het ook voor dit stel – althans, dat is wat de maatschappelijke normen ze vertellen: ‘ze zeggen: je bent rustig nu, je hebt een huis, een man en een kind, en de moeder staart naar het busje, dat het licht in de woonkamer wegneemt en waar iemand tegenaan moet hebben gereden, er zit ineens een nieuwe deuk in’.
Het avontuur staat voor de deur te verstoffen – sterker nog: het is een vorig leven geworden, waarnaar geen terugkeer mogelijk lijkt. Deze vrouw is niet alleen maar zielsgelukkig door het moederschap: het maakt haar ook mistroostig, eenzaam, verlangend naar een tijd dat alles nog mogelijk was. Ook die andere uitvlucht, het schrijven, blijkt – zo zagen we hierboven al – lastig met het moederschap te combineren: een kind vraagt continu aandacht en energie, en deelt de tijd daarmee op in kleine brokjes waarbinnen geen concentratie mogelijk is.
Olie en water
Soms rijst de vraag of De stem van Sulina eigenlijk niet uit twee nauw met elkaar verweven boeken bestaat: een over de tocht langs de Donau en een over de bittere pil van het moederschap. De twee vertellingen lijken als water en olie: ze willen maar niet met elkaar vervloeien. Tegelijkertijd is dat natuurlijk juist de harde werkelijkheid waarvan Van Offel ons wellicht wil doordringen: hoe dromerig mooi het moederschap tijdens de route ernaartoe ook kan lijken, met een kind in de armen lijken die fantasieën plotseling akelig ver weg. De vertelster zegt het zelf, wanneer ze door een glanzend betegeld museum wandelt:
Het is een spiegelpaleis, waarin niet alleen de werkelijkheid uit elkaar wordt gehaald en opgedeeld in verschillende categorieën, netjes stofvrij van elkaar afgesloten in vitrines, maar waarin ook wie daartussen wandelt zichzelf gereflecteerd ziet in het plafond, vaag omlijnd, net iets anders dan hoe hij denkt eruit te zien. Precies zoals ik mijn boek schrijf: een opdeling van plaatsen en gebeurtenissen, gescheiden door onzichtbare wanden, en daartussen een eindeloos spel van figuren die elkaar weerkaatsen in steeds kleiner wordende spiegelkamers.
Diepzinnige overpeinzingen
Ze zijn ongetwijfeld niet aan iedereen besteed, filosofische passages als deze waarin eindeloos wordt geassocieerd. Dat gebeurt meer dan eens in De stem van Sulina: zelfs een kamerplant kan tot diepzinnige overpeinzingen leiden. Het is een van de valkuilen van het schrijverschap, zegt men weleens: te denken dat alles in de werkelijkheid een plek moet krijgen in je proza of poëzie, met als risico dat teksten te bol gaan staan van betekenis. Aan de andere kant: is voor deze kersverse moeder met haar kleine belevingswereld niet alles betekenisvol, een houvast in haar zoektocht naar een nieuwe vorm voor haar bestaan?
Zo maakt De stem van Sulina knap invoelbaar wat het betekent om het moederschap in een vrouwenbestaan een plek te moeten geven, hoe welkom dat nieuwe leven ook is. De reis langs een eeuwig voortstromende levensader is daarbij een passende metafoor: de kolkende rivier kan ons bewust maken van de fluïditeit van onze tijd op aarde en van onze nietige plek in de geschiedenis.
Reactie plaatsen
Reacties