'Het huis waar mijn naam op de poort staat' door Anne-Roos van der Meijden (tweede laureaat)

 

Anne-Roos van der Meijden (1998) is voortdurend op zoek naar verbanden. In haar werk als schrijver en beeldmaker maakt ze veel gebruik van associatieve gedachtestromen om die verbanden op te sporen. Thema’s die vaak terugkomen in haar werk zijn: de zee, ontsnappen, doen alsof en onopvallendheid. Zo onderzoekt ze het collectieve in het eenzame. Daarnaast is Anne-Roos de helft van het duo ‘Boter bij de Vis’, dat eerlijke, poëtische, Nederlandstalige liedjes maakt.

 

 

 

Het huis waar mijn naam op de poort staat

Dat iemand niet meer aan iemand denkt

een man op de bank zo koud scrolt
op zijn telefoon op de bank zo wit,
op de bank waar hij iemand vergeet,
iemand die hier jaren geleden prinses sissi
keek met zijn dochter, iemand die bang was
dat hij vlekken maakte op de bank

 

zijn dochter, vergeten hoe het voelde naar
paleizen te verhuizen in haar hoofd, knipt
op haar kamer eierdozen in tienduizenden
stukjes, trekt met haar vinger een lijn in
de kartonconfetti

 

iemand zou langs moeten komen, moeten
praten met de dochter, haar moeten laten
praten over dat het nog niet af was, nog lang
niet af was, iemand had de kartonconfetti
onder haar nagels vandaan moeten plukken
de snippers laten sneeuwen, alles zacht
bedekken, tot er plaats is voor iets nieuws

 

iemand blijft weg

 

een man op de bank,
scrolt op zijn telefoon, vergeet
zijn dochter, vergeet iemand

 

was       nog maar hier
of beter:
had        maar vlekken achtergelaten

op de witte bank dan was er misschien
niemand vergeten

Soms ga je de straat op om gewoon de straat op te gaan


basilicumplant in plastic in het raamkozijn, een ananas in het raamkozijn, twee touwen
aan een horizontale paal waar een schommel aan heeft gehangen

slapende hond in raamkozijn, wakkere hond in raamkozijn, een veer
in een vaas in een raamkozijn, een doorzichtig klepje met daarachter batterijen

ik ben volgens mij nerveus, ik denk aan didi en de boeddhistische leefregels op het toilet
bij haar moeder thuis, haar moeders grijze haren, ze waren met veel, haar haren

ik denk aan toen ik met een pluim in mijn hand in de xenos stond, zachte koele klanken
van michael bublé, aan hoe ik altijd aarzel met oversteken

ik denk aan de man die bij shownieuws zei dat vrouwen niet zo kekkie zijn in de studio,
aan het woord kekkie, en aan de ontroerende zorgvuldigheid

waarmee de autoband met een touw in de boom is gehangen om op geschommeld te worden
ik denk aan bochten en beemdgras, aan betonnen blokken in de voortuin

aan toen iemand in de supermarkt dezelfde naam riep die ik heb, aan het blonde kindje
dat tevoorschijn kwam vanachter het pindakaas- en hagelslagschap

aan vergeten worden in het reuzenrad in de julianatoren, aan de blauwe auto met stoelverwarming
van aline, aan het woord sidderen, aan het geluid dat stampende voeten maken

in steegjes tussen huizen, ik vraag me af of iedereen een deurmat heeft, ik denk
aan de geur van instant noodles, ik denk aan oranje zonneschermen

en aan hoe die twee dingen eigenlijk hetzelfde zijn, ik denk aan mooie jongens
met zwarte haren op de fiets, in liefdesverhalen in jeugdboeken

komen altijd platte daken voor, ik denk aan wachten op een teken, aan mensen
met paarse baretten en aan welke keuzes zij maken

Zachte berm


zitten op een oprit van iemand die daan heet
heeft een kalmerend effect als je zestien bent
dat weet ik niet meer, maar het is vast
zo’n zelfde gevoel als in een maxi-cosy
op de bijrijdersstoel in slaap vallen

nu ben ik oud genoeg voor achter het stuur
ik rijd in jouw auto over zestigwegen
langs boerderijen, weilanden,
waarschuwingsbord: pas op zachte berm

ik tel de dingen die ik zeker weet
één, jij hebt ook een oprit,
twee, je heet niet daan
drie, je hebt nog niets gezegd


je legt je hand zwaar op de mijne
samen schakelen we naar versnelling vier

ik tuur tussen mijn wimpers door,

probeer me op te dringen aan

het smalle van het donker, vergroot
de sluitertijd van koplamplicht
verderop, felle strepen, net zoals
de sterretjes die ik hard heen en weer
zwaaide op oudejaarsavond

niet zo zenuwachtig doen, zucht je


vier, het is donker
vijf, ik ben oud genoeg
zes, ik zit nu achter het stuur
zeven, de berm is aanlokkelijk zacht

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.