Huub Beurskens
Smaakmaker bij DW B 2019 1: Het failliet
‘This is the house where Rembrandt lived’,
zegt de gids voor Jodenbreestraat nummer 4.
‘And where does he live now …?’ vraagt
een vrouw met Amerikaans accent.
Een goede vraag, want na zijn faillissement,
de verkoop van de inboedel en het huis alhier,
vertrok hij als huurder met Hendrickje naar nummer 184
aan de Rozengracht (nu al lang gedempt,
de woning vervangen, geen passant in de tram,
te voet of op de fiets die acht slaat op de gevel
met de witte herdenkingssteen)
en verdween uiteindelijk, niet in een zerk,
niet eens onder een naam gebeiteld in zo’n plaat
van de grijszwarte vloer in de Westerkerk,
als van ondergeschikt belang, zoals praktisch
al zijn werk bijna twee eeuwen lang.
(Omdat in het begin van de achttiende eeuw
het schilderij in de Kleine Krijgsraadkamer
van het stadhuis moest passen sneed men
De Nachtwacht botweg bij.)
Tot men erin zag, juist ook in het werk van
na zijn failliet (De staalmeesters, De terugkeer
van de verloren zoon, menig zelfportret),
wat de weelde was van wat hij penseelde,
kwastte, smeerde, veegde, kraste. Opgeroepen
had Rembrandt van Rijn wat al doende
hem zich aandiende en mededeelde
tot het was wat het zich bleek te hebben voorgenomen
te zijn: een zich telkenmale opnieuw aandienen
en kunnen mededelen, allerminst om zijn bestaan
als louter doek met verf erop te verhullen,
maar om – als een illusie die tot wonderbaarlijk
leven komt juist door openlijk te tonen wat ze waarlijk
is: illusie – een gebaar, die blik, dat licht
een moment met ons samen te vatten waardoor we
getroffen zijn door een leven dat van langere
duur lijkt dan de dood in het eigen graf.
Hierin faalde hij niet. Hieraan, moet hij hebben gedacht,
kan ik telkens weer beginnen om erin te keren
zolang ik leef, dit neemt niemand meer van me af,
zeker niet iemand die daardoor ooit
zonder mij het leven even met me delen zal.
De gids echter grijnst om wat hij een domme vraag vond
en antwoordt, heel gevat, dat de meester
nu veel rianter huist, niet alleen in het Rijks,
ook in de Petersburgse Hermitagepracht,
in het Londense Kenwood House …
‘With his spouse?’
Ach, hoe Rembrandt, die geen museum kende,
in geen museum went. Tien gulden en dertien stuivers
betaalde hij voor Hendrickjes naamloze graf
op vijfhonderd meter van zijn huis. Gebroken
leverde hij ook de baar met zijn zoon daar af. Maar
zie zijn zelfportret (hoog verzekerd in Keulen)
als oude schildergek die zachtmoedig zonder te bedaren
lacht zowel met als om dit doel: nu al
meer dan drie-en-een-halve eeuw de schilder
ervan tot desolate boedel te verklaren.