Alicja Gescinska
Smaakmaker bij DW B 2020 4: 'Altijd was die muur daar'
Het idee om een volledig nummer van DW B aan het thema van ‘de muur’ te wijden, ontstond vele maanden geleden, meer bepaald in november 2019. Het waren de laatste maanden van de ‘pre-corona wereld’, en uiteraard zag de wereld, voor corona als breuklijn, er helemaal anders uit. Toen, in de eerste dagen van november 2019, stonden mensen over de hele wereld stil bij een gebeurtenis die ook een cesuur in de loop van de tijd had aangebracht, bij een gebeurtenis waarvan mensen eveneens zeiden: ‘Wat zag de wereld er toen heel anders uit.’ Ik heb het over de herdenking van de val van de Berlijnse Muur, dertig jaar eerder. Zelden is een cesuur in de wereldgeschiedenis zo onmiddellijk zichtbaar geweest als die avond en nacht van 9 november 1989. Weinig kantelmomenten in de wereldgeschiedenis hebben zo’n ingrijpende stempel op mijn persoonlijke leven gedrukt als de val van de Berlijnse Muur.
Mensen maken geschiedenis, geschiedenis maakt mensen. Het ene deel van mijn kindertijd spendeerde ik aan de oostelijke zijde van die muur, het andere deel aan de westelijke. Maar altijd was die muur daar, eerst – in mijn jongste jaren – als een afwezige aanwezigheid (want hoewel mijn leven erdoor getekend werd, had ik als kind uiteraard nauwelijks een benul van zijn bestaan of betekenis), later als een aanwezige afwezigheid: zelfs gevallen en verdwenen, bleef hij in bepaalde opzichten overeind staan. Hoewel de Muur, het communisme in Centraal- en Oost-Europa, en het IJzeren Gordijn in 1989 neergingen, bleven ze nog lang een schaduw op mijn leven werpen. En dat geldt voor miljoenen Europeanen die er hun leven drastisch door gemarkeerd zagen.
Toen in november 2019 talloze herdenkingsplechtigheden, sommige ingetogen, andere feestelijk, plaatsvonden, rijpte het idee om ook in DW B een eigenzinnig literair herdenkingsmonument te creëren voor ‘de muur’. De muur – en niet louter de Berlijnse – als literair thema: het is een dankbaar, gelaagd en vruchtbaar onderwerp. Want hoe beknottend muren in werkelijkheid vaak kunnen zijn en hoezeer ze ook onze bewegingsvrijheid inperken, in de literatuur kan men met ‘de muur’ alle kanten uit.
Niet toevallig heeft de muur als literair onderwerp al een veelheid aan prachtige literatuur opgeleverd. Jean-Paul Sartres kortverhaal Le mur, over de grenzen van waarheid en leugen, van vriendschap en verraad. Marlen Haushofers Die Wand, over een onheilspellend, aan solipsisme grenzend isolement. En Mending Wall is niet enkel een van Robert Frosts bekendste en mooiste gedichten, maar ook een hoogtepunt in de totaliteit van de Engelstalige poëzie. ‘And on a day we meet to walk the line / And set the wall between us once again. / We keep the wall between us as we go.’
Met dit themanummer treden we in de voetsporen van deze grootmeesters van het geschreven woord, in de bescheiden hoop iets te kunnen creëren dat misschien ook de tand des tijds kan doorstaan in een wereld die altijd weer behoefte heeft aan bakens van schoonheid en bronnen van wijsheid. Er is gekozen voor bijdragen van zowel gevestigde waarden uit de literaire wereld als voor nieuwe, nooit eerder in DW B gehoorde stemmen én voor bijdragen uit binnen- en buitenland. Stilistisch zijn de teksten heel verschillend, maar thematisch staan zij schouder aan schouder.
De verschillende bijdragen zijn ingedeeld naar de aard van de muren die er een centrale rol in spelen. Wat in de meeste bijdragen opvalt, is dat de muur bijna in regel geassocieerd wordt met een gevoel van beperking en beknotting. De muur kan metaforisch en figuurlijk, of letterlijk en concreet een obstakel zijn. Er lijkt dus een bijzonder negatieve connotatie – die ook teruggevonden kan worden bij de eerdergenoemde meesterwerken uit de wereldliteratuur – te kleven aan ‘de muur’ als literair thema. Toch zijn muren ook objecten die beschutting en bescherming bieden, het zijn componenten waarmee we – eens bekleed – van een huis een thuis kunnen maken, objecten van vertrouwelijkheid en veiligheid. De muur duikt als literair thema in deze laatste – en dus positievere, of op zijn minst neutrale – betekenis op in de kortverhalen van Koen Peeters en Leo Pleysier. Ook in de gedichten die ik voor dit themanummer schreef, is de muur een positief gegeven: de bescherming, de omwalling van woorden die poëzie biedt tegen het vijandige en vuige van de ons omringende werkelijkheid.
De schrijvende medemens die de muur als literair thema niet als een restrictief en repressief fenomeen behandelt, behoort echter tot een minderheid. De verknechtende, te bevechten muren zijn dan ook in dit themanummer veel talrijker aanwezig. Deze muren zijn onder te verdelen in twee grote categorieën, die uiteraard niet volledig los staan van elkaar. Enerzijds zijn er de walls within us: de dingen in ons die ons verknechten en beknotten, de restricties van geestelijke, intellectuele, of zelfs spirituele aard. Anderzijds zijn er de walls between us: de muren van sociaaleconomische, politieke aard, de fysieke begrenzingen die mensen van elkaar scheiden en voor heel wat maatschappelijke malaise zorgen.
De innerlijke muren waardoor de mens vaak een gevangene van het diepst van zijn gedachten is, verloren of verdwaald in zijn hoofd en hart, kunnen zo alomtegenwoordig zijn, dat zij van de mens zelf een muur maken. Dit wordt onder andere op prachtige wijze beschreven in Marcel Mörings Droomde. Ook in de kortverhalen van Leen Huet, Hans Bogaert en Jens Meijen botst de mens op de muren van zijn geest, of op de muren van de geest van anderen. Zijn de innerlijke muren tussen twee verschillende werelden, twee verschillende culturen, twee verschillende mensen wel te slopen? Is echt begrip van de ander – de verre ander of de naaste dierbare – mogelijk? Is echt begrip van onszelf wel mogelijk? Het zoekende antwoord op die vragen is, zo blijkt uit de betreffende bijdragen, niet enkel een belangrijk filosofisch, maar ook een inspirerend literair gegeven.
Dat innerlijke en uiterlijke muren, geestelijke en concrete begrenzingen soms – waarschijnlijk vaak zelfs – op elkaar gebouwd zijn en elkaar versterken, blijkt mooi uit de bijdragen van Firoozeh Farjadnia en Asis Aynan. Allebei schetsen ze een beeld van geestelijk isolement als gevolg van de verknechtende sociaaleconomische, culturele werkelijkheid die de betreffende personages uit hun verhalen omringt. Het niet passen in de sociale omgeving, het niet in de pas lopen van de omringende sociale mores, zorgt voor verstoting en uitsluiting. En dit zorgt er dan weer voor dat mensen in zich muren zien oprijzen, muren van verdriet, eenzaamheid en isolement.
Diezelfde boodschap komt ook als een mokerslag aan na het lezen van Mira Feticu’s woorden over de blijvende psychische schade die veroorzaakt wordt door het opwerpen van heel concrete muren tussen mensen. Ze beschrijft het persoonlijke en collectieve trauma van haar geboorteland Roemenië, veroorzaakt door jaren van communistische verdrukking. Na het vallen van de Muur bleken sommige herinneringen blijvende open wonden, en was vrijheid al te vaak illusoir. Dat de val van de Berlijnse Muur hele levens en mensen kon doen veranderen, komt dan weer op mooie wijze naar voren in de autobiografische mijmering van Toon Horsten over de brug tussen Hongarije en een klein Kempisch dorp, over vroeger en nu, daarmee zelf een brug bouwend tussen heden en verleden.
De Berlijnse Muur mag dan wel meer dan dertig jaar geleden gevallen zijn, andere en nieuwe muren tussen mensen zijn inmiddels weer opgetrokken. In Mury van de Poolse schrijver Jacek Kaczmarski klinkt de pessimistische boodschap dat mensen altijd maar weer nieuwe muren zullen opbouwen: op elke bevrijding volgt nieuwe verdrukking. De muren die vandaag opgetrokken zijn om de ene mens van de andere te scheiden is een thema bij verschillende auteurs. Ann Meskens heeft het onder andere over hedendaagse Griekse tragedies. Eva Rovers schrijft over de klimaatopwarming als muur waarop de mensheid te pletter dreigt te lopen. Amina Belôrf beschrijft in haar gedichten de muren van sociale onrechtvaardigheid en ongelijkheid. En Olivia McCannon dicht over de vluchtelingen in vriestemperaturen in Calais, de vernietigde en vernietigende Braziliaanse favela’s, en over de stemmen van steen, de stemmen van de verdrukten die gebeiteld zijn in een grenssteen van beton. In het gedicht waarmee dit themanummer afsluit, een gedicht in de vorm van een steen zelf, een klein stukje muur, klinken de stemmen die zullen blijven weerklinken met de smeekbede van de mensheid aan de mensheid: wat heb je gedaan met mijn leven ik wil het terug.
Het verlangen naar vrijheid, persoonlijke en maatschappelijke vrijheid, zal altijd op innerlijke en externe muren botsen. Maar hoe pijnlijk die botsingen ook mogen zijn, de vlam van dat verlangen zal nooit helemaal doven. Literatuur, zo blijkt ook uit dit nummer, kan daarbij onmiskenbaar een belangrijke rol spelen. Ze kan wijzen op het bestaan van muren, hen met woorden te lijf gaan, en het verlangen naar vrijheid brandend houden.