Alfred Schaffer
Smaakmaker bij DW B 2024 4 O se boloke/Bescherm ons. Stemmen uit Zuid-Afrika
Idealiter zou deze verzameling teksten die hier voor u ligt een eenheid in verscheidenheid moeten uitstralen, een diversiteit die ook vitaliteit uitstraalt. Diversiteit, een concept dat onherroepelijk bij Zuid-Afrika hoort, en bij zuidelijk Afrika in zijn geheel: een gebied dat bepaald wordt door tal van koloniale erfenissen, geschiedenissen, culturen en politieke systemen, en sterk uiteenlopende versies daarvan en visies op dit alles, niet alleen in de media, op universiteiten en scholen, maar ook gewoon op straat, in de supermarkt, bij familiebijeenkomsten.
Bij dit alles, alleen al in Zuid-Afrika, is de kwestie van veel- of meertaligheid een cruciale, niet weg te denken factor. Het mag bekend zijn dat Zuid-Afrika elf officiële talen kent (dus geen dialecten): Xhosa, Zoeloe, Noord-Sotho, Zuid-Sotho, Zuid-Ndebele, Tswana, Swazi, Tsonga, Venda, Afrikaans en Engels. Elf officiële tálen dus, met sinds kort, als officiële twaalfde: gebarentaal. Zoveel talen zoveel culturen, en ook: zoveel literatuursystemen.
Zoals wereldwijd het geval is, is het Engels ook in Zuid-Afrika de gateway tot een groot of zo groot mogelijk lezerspubliek, al is die focus op het Engels geen garantie voor aandacht. Veel Zuid-Afrikaanse schrijvers die niet in het Afrikaans schrijven – een Zuid-Afrikaanse taal die door allerhande (historische) factoren gezegend is met een relatief sterke lees- en uitgeefcultuur – kiezen vaak eerder voor het Engels, omdat die taal nu eenmaal meer cultureel en economisch kapitaal oplevert dan een roman in bijvoorbeeld het Venda of het Swazi.
De invloed van het Engels is natuurlijk ook goed te zien aan de literaire belangstelling (of het gebrek daaraan) voor hedendaagse (niet: herontdekte) Afrikaanse literatuur in veel Europese landen, waaronder Nederland en België. Lees de boekenbijlagen er maar op na: nieuwe, vertaalde Engelstalige romans uit Engeland en de Verenigde Staten krijgen steevast ruime aandacht in de media. Ook literatuur uit andere grote Europese landen geniet genoegzaam aandacht, met initiatieven als de Europese Literatuurprijs die die aandacht nog verstevigt, en impliciet markeert waar de literaire of culturele belangstelling van de literaire gemeenschap ophoudt.
Wanneer de gelegenheid zich dus voordoet om een aantal Zuid-Afrikaanse literaire namen te mogen presenteren voor een niet-Zuid-Afrikaans leespubliek, zoals nu met dit speciale nummer van DW B, bespeurt de samensteller een enorme gretigheid bij zichzelf: dié auteur moet er zéker bij, deze naam mag ook niet ontbreken, oh, en die natuurlijk. Enkele hedendaagse namen zijn intussen algemeen bekend en behoeven geen nadere introductie: J.M. Coetzee, Damon Galgut, Breyten Breytenbach, Marlene van Niekerk, Antjie Krog, Deon Meyer. Maar zoveel anderen, van wie enkelen toch ook internationaal beginnen door te breken, zoals Karen Jennings, hoe bekend is men daar werkelijk mee? En dat terwijl Zuid-Afrika bij uitstek een land is waar veel wereldproblematiek aan de orde van de dag is en in de letteren samenkomt: multiculturaliteit, ecologische waarschuwingen (watertekorten), systemische, socio-economische ongelijkheid, die weer voortvloeit uit een koloniale geschiedenis.
Gelukkig worden er genoeg initiatieven ondernomen om de rijkdom en de reikwijdte van literatuur uit Afrika onder de aandacht te brengen, maar het blijft lastig om de clichés over dit continent te slechten. Wat betreft Zuid-Afrika komt daar het vroegere, verwoestende politieke bestel nog bij, en de sporen die die werkelijkheid heeft achtergelaten in de fysieke, sociale en mentale gesteldheid van haar burgers: Zuid-Afrikaanse romans, verhalen, gedichten, ze zijn niet zelden politiek, strijdbaar, activistisch. Soms impliciet, vaak expliciet. Ze verhalen van sociale condities en van leefomstandigheden die onderling vaak sterk uiteenlopen. Ja, zal men zeggen, wat Erica Jong ooit beweerde (en velen met haar), geldt natuurlijk ook de Zuid-Afrikaanse literatuur: ‘What are the sources of poetry? Love and death and the paradox of love and death. All poetry from the beginning is about Eros and Thanatos. Those are the only subjects. And how Eros and Thanatos interweave.’ Maar, zal men daaraan toevoegen, bij die bronnen hoort, in Zuid-Afrika en in zoveel andere niet-westerse ruimtes, onherroepelijk een sterk onderliggend gevoel van privilege, of juist van achterstand, van miskenning, discriminatie, ontheemding en geweld, zoals te lezen in de selectie die hier wordt gepresenteerd. Het zijn zaken die aan de basis liggen van de wijze waarop liefhebben en vergankelijkheid gestalte krijgen.
Het is lastig om in algemene termen te spreken, maar vaak is terug te lezen dat de Zuid-Afrikaanse literatuur zich op de een of andere manier richt op thema’s als culturele en etnische identiteit, en ook op politieke en economische conflicten en onrechtvaardigheden die zijn blijven bestaan of zelfs toegenomen, omdat zoveel burgers, ook de zogenaamde Born Free’s (de generatie geboren na de afschaffing van de apartheid), geen deelhebben aan de vrijheden van het liberale politieke klimaat. Het kan een verklaring zijn waarom sociaal realisme een bekende traditie is binnen de Zuid-Afrikaanse literatuur, als een vorm van protestschrijven.
Het is onmogelijk om in dit korte tijdsbestek recht te doen aan alle stemmen die opklinken en elk een deel verwoorden van wat samen een beeld zou kunnen scheppen van een land dat voortdurend in transitie is, en waar verschillende maatschappelijke, culturele, economische en politieke krachten op elkaar inwerken. Als een poging wordt gewaagd, blijft het noodgedwongen bij een minuscuul deel van een heel groot geheel.
Zo kreeg een flink aantal jaren geleden het Afrikaans, of de Afrikaanstalige literatuur, of nóg specifieker: de Afrikaanse poëzie, ruimschoots aandacht in de Lage Landen. Dat was in 1999, toen Gerrit Komrij zijn bloemlezing De Afrikaanse poëzie in 1000 en enige gedichten presenteerde. Een belangrijk werk, en een titanenwerk. Maar het betrof hier slechts de Afrikaanstalige literatuur, en dan nog alleen één genre.
En zelfs binnen dat genre is de laatste pakweg vijftien jaar thematisch sprake van uiteenlopende belevingswerelden en maatschappelijke en economische achtergronden omwille van de meer dan welkome en broodnodige toename van zeer voortvarende en bedreven dichters van kleur, dichters en schrijvers met een vaak totaal andere taalbehandeling (het Kaaps, of vormen van het Kaaps, een taal die ver af staat van het ‘gangbare’ geschreven Afrikaans), die de lezer een wereld voorhouden die niets te maken heeft met het gemoedelijke en soms paranoïde leven in de witte voorsteden en buitenwijken, maar waarin liefhebben en overleven binnen een universum van geweld, armoede en racisme de dagelijkse realiteit is. Taalpolitiek op zijn best, die in vertaling onherroepelijk aan zichtbaarheid verliest.
En ook in de andere Zuid-Afrikaanse talen wordt enerverend geschreven over actuele kwesties, waarmee de Zuid-Afrikaanse literatuur in het algemeen (er zijn uiteraard altijd uitzonderingen) veel politieker van aard is dan bijvoorbeeld de Nederlandstalige literatuur. Geen toeval dat vaak geopperd wordt dat talenkennis en vertaling aan de basis zouden moeten staan van de Zuid-Afrikaanse samenleving en de Zuid-Afrikaanse cultuur, zodat men kennis kan nemen van elkaars werelden, die dagelijks langs elkaar schuren, maar toch zo vaak gescheiden blijven.
Niet voor niets werd nog in 2018 onder leiding van Antjie Krog een literair project gepresenteerd dat recht moest doen aan het complexe, rijke, multiraciale en veeltalige karakter van het Zuid-Afrikaanse literaire landschap. Klassieke teksten (proza, drama, poëzie) werden door kundige vertalers in het Engels vertaald, om zo een klein archief te ontsluiten dat anders voorbehouden zou blijven aan de specifieke sprekers van een bepaalde taal. Plotseling waren er geschiedenissen en nuances bij, omdat de toneeltekst Senkatana (1952) van de Sotho-schrijver S.M. Mofokeng in het Engels beschikbaar was. ‘Ukufinyezwa nokubiywa komhhlaba’, een gedicht in het Xhosa van St. John Page Mbalana Yako over de brutaliteit van het tot slaaf gemaakt worden, was nu toegankelijk. Ook voor dat project gold: hoe te kiezen uit de enorme rijkdom, de enorme hoeveelheid die er is, en die nog niet bekend is?
Voor dit nummer is uiteindelijk gekozen om talen en genres los te laten. Geen nummer dus met alleen proza, of alleen poëzie, hoewel poëzie wel ruimschoots aan bod komt, juist omdat dit genre momenteel een bloeiperiode beleeft in Zuid-Afrika, door meer dichters, meer diversiteit, meer (kleine, maar uitstekende) uitgevers en betere distributie. Ook geen nummer met de representatie van slechts één taal, of één provincie of gebied. Zelfs met dergelijke thematische restricties zou een selectie voor veel dilemma’s hebben gezorgd. Dat dit nummer, met welke insteek dan ook, met gemak zou kunnen worden uitgebreid met het tienvoudige aantal pagina’s, leed bij voorbaat al geen twijfel.
Wat dit nummer wél wil, is een glimp laten zien van de rijke schakering van het huidige Zuid-Afrikaanse literaire landschap, door een kleine, beperkte doorkijk voor te schotelen, met werk van uiteenlopende namen als Lynthia Julius, Kopano Maroga, Keletso Mopai, Karen Jennings, Gabeba Baderoon en Sindiswa Busuku-Mathese. Namen die in Zuid-Afrika hoogst gewaardeerd zijn, en hier en daar ook internationaal de aandacht op zich gevestigd weten. Hoe dan ook een persoonlijke selectie, dat spreekt. Met namen die u misschien nu nog niet veel zeggen, maar na lezing wel. Namen die hopelijk naar meer smaken.
Speciale dank aan de Van Ewijck Stigting en de Vlaams Zuid-Afrikaanse Vereniging die met hun financiële steun deze uitgave mede mogelijk hebben gemaakt. Veel dank ook aan Ben Williams, hoofdredacteur van The Johannesburg Review of Books, aan dr. Wamuwi Mbao, hoofddocent aan de vakgroep Engels van de Universiteit van Stellenbosch, en aan Anastasia de Vries (1960–2024), journalist en docent Afrikaans en Nederlands aan de Universiteit van Wes-Kaapland, voor haar inspiratie, raad, steun en vriendschap. Aan haar is dit nummer opgedragen.