Beeld: Michel Mazzoni
Bloeiend portret
Waar eindig ik?
In de tien punten van mijn knobbeltenen?
Op het toppunt van mijn verwarring?
Langs de blauwadertakken van mijn zij?
Of valt er geen eind te pinnen
aan dit wrikkend en wriemelend bestaan,
wroetelend en woekerend
netwerk van even –
interenergetisch celmembraan
ik ben wij zijn zo velen, dus zing naargeestige zaailing
zing de zwanenzang van licht verweven met wortels
omhels dit overweldigend vleesgeworden web
droom in polyfoon refrein geënt op ander zijn
en blijf
duren
Tegenvoeter
pas nu
begin ik, tegenvoeter
min of meer
aan een tweederangs bestaan
wat met de dwalende nachten, de bepalende
gedachten, de vervelende
tintel in tentakel acht,
wat met het marcherend leven
als het blikveld aan de einder stopt?
geef me gesteven bergen van
mosgroen velours, een heuvelrug
van dik, ondoordringbaar stof
geborgen aarde, wal
– kracht en klaarheid – om in te
staan, wezenlijk
deel van ontaarding
te zijn, klaarwakker
de einder in te dalen
Lees meer poëzie van Liesbeth D’Hoker in DW B 2024-2