Anne van den Dool
De cancelcultuur grijpt gretig om zich heen, en ook schrijvers blijven niet buiten schot. Vorig jaar verhaalde Henk van Straten in Ernest Hemingway is gecanceld al over een fotocurator van een museum voor moderne kunst die dreigt op straat gezet te worden omdat hij een expositie opzette over Ernest Hemingway, waarmee hij zich de woede op de hals haalde van feministen, antiracisten en dierenactivisten. En nu is daar Herfstdraad van Jamal Ouariachi, over een schrijver die zich door de confrontatie met extreemlinkse denkbeelden voor het blok geplaatst ziet.
Herfstdraad is gesitueerd in een dorpje op dertien minuten treinafstand van Amsterdam, waar de schrijver met zijn vriendin Liek en hun dochtertje Salina naartoe getrokken is omdat het de enige plek is waar zij een huis konden komen. Hun eigen Villa Kakelbont, noemen ze het, met een souterrain, een schrijfkamer en een tuin. Dat krijg je in de huidige huizenmarkt in de Nederlandse hoofdstad niet voor elkaar.
En al helemaal niet omdat Liek de enige is die geld in het laatje brengt. Terwijl zij zich door haar dagen als lerares sleept, probeert hij te werken aan zijn nieuwe boek, een proces dat helaas niet wil vlotten. En dan is er ook nog de blauwe brief die plotseling op hun deurmat valt, met de boodschap dat hij nog twintigduizend euro moet betalen aan de belastingdienst. Geld dat hij niet heeft: als zelfstandige met een matig gevoel voor financiën was het hem ontschoten dat hij de btw van zijn betaalde facturen opzij had moeten zetten.
Die situatie zorgt voor druk op hun relatie. Druk die nog eens wordt vergroot op het moment dat op een avond een dame aanbelt. Ze is van Het Kruispunt, meldt ze opgewekt. Hadden ze niet in het koopcontract gelezen dat ze met hun verhuizing naar dit dorp ook een lidmaatschap van deze club, inclusief deelname aan de debatavonden en workshops die worden georganiseerd, cadeau hadden gekregen?
Het is een manier om ervoor te zorgen dat de bewoners met elkaar in gesprek blijven, legt de dame uit. Haar dringende toon doet vermoeden dat het eerder om een verplichting dan om een vrijblijvendheid gaat. En dus gaat het stel de eerstvolgende donderdagavond op weg naar het buurthuis om een bijeenkomst van Het Kruispunt bij te wonen.
Aanwezig blijkt een aanzienlijk deel van de buurt. Waar de avond gemoedelijk begint met huishoudelijke punten die tijdens de algemene ledenvergadering van meer verenigingen van eigenaren besproken zouden worden, wordt tegen het einde diversiteit een steeds groter punt van aandacht. Een deel van de zaal voelt de behoefte vormen van racisme tegenover minderheden in de wijk aan te kaarten, terwijl een ander deel dit bestempelt als beklemmende ‘gedachtepolitie’, die witte mannen in een hoekje wil zetten.
De discussies lopen hoog op. Op de schrijver komt het over als een uit de hand gelopen toneelstukje, maar zijn Marokkaanse vriendin denkt daar anders over. Het zal het begin blijken van een groeiende afstand tussen de twee, die nog eens op scherp gezet wordt door de financiële nood waarin de schrijver verkeert.
Het absolute dieptepunt vormt het moment waarop de schrijver wordt uitgenodigd als gast bij een van de Kruispunt-avonden. Eindelijk mag hij als auteur zijn verhaal vertellen. Denkt hij, want wat begint als een vrij koele bespreking van zijn boeken, zonder vragen met enige literaire diepgang, ontaardt in verhitte discussies over de afwezigheid van gekleurde personages in zijn romans. Ook het feit dat hij zich in zijn nieuwste geesteskind, waarin hij een gekleurd slachtoffer van de toeslagenaffaire een aanslag op het hoofdkantoor van de belastingdienst laat beramen, schuldig maakt aan culturele toe-eigening, kan op weinig goedkeuring rekenen. De schrijver voelt zich meer dan ooit in het nauw gedreven: waar is die goede oude tijd van het vrije woord gebleven?
'Het is een van de laatste knallende ruzies tussen de twee voordat zij besluit te vertrekken, hem achterlatend in een leeg huis met een writer’s block en een belastingschuld.'
De schrijver mag zich het vernederde slachtoffer voelen, Liek denkt daar anders over. Ze walgde van die man op het podium, vertelt ze: hij zat daar als een racistische witte figuur, zich volstrekt onbewust van zijn privileges en de foutieve denkbeelden die hij met zijn geschrijf verspreidt. Het is een van de laatste knallende ruzies tussen de twee voordat zij besluit te vertrekken, hem achterlatend in een leeg huis met een writer’s block en een belastingschuld.
De schrijver krijgt steeds meer moeite om zijn bed uit te komen, vult zijn dagen met te kijken naar een leeg vel papier, diepvriespizza’s en heel wat bier. Maar dan verschijnt er toch een lichtpuntje in zijn leven: zijn buurman Wim, met wie hij tijdens het roken in de tuin bij toeval aan de praat raakt, blijkt een fervent boekenliefhebber. Al snel wordt de schrijver bij de beste man binnen uitgenodigd, waar hij de kasten vol literatuur van Amerikaanse grootheden kan bewonderen – boeken die hem tijdens een van de workshops van Het Kruispunt waren voorgehouden als racistisch, vrouwonvriendelijk en haatzaaiend.
Wim blijkt een groot fan van de Amerikaanse cultuur: hij rijdt in een hoogbandige Amerikaanse truck, loopt in shirts met Amerikaanse leuzen en heeft zelfs koppen van enkele doodgeschoten dieren aan zijn muur hangen. Hij heeft het al een tijdje aan de stok met die lui van Het Kruispunt, vertelt hij onder het genot van een fles whisky. Hij is zelfs lid van een tegenbeweging: Deftig Rechts.
Voor de schrijver is het woord ‘rechts’ al zijn leven lang een scheldwoord, maar gekrenkt als hij is door de vernederende interviewavond bij de extreemlinkse club, spitst hij zijn oren. De dagen alleen thuis, zonder Liek en Salina, wezenloos starend naar zijn manuscript, beginnen hem op te breken. Wanneer hij wordt uitgenodigd voor de volgende bijeenkomst van de rechtse groepering, zegt hij na enige twijfel ja.
Het blijkt een groep mannen in pakken en dassen, die elkaar tijdens elke bijeenkomst per toerbeurt een lezing geven. En niet over de minste onderwerpen: over de onderdrukking van de witte man, over de steeds verdere inperking van hun vrijheden, over het terugwinnen van hun mannelijke kracht. Af en toe voelt de schrijver zich zelfs aangesproken: ook hij voelde zich in zijn relatie met Liek als huisvader de mindere, zoekt naar een manier om na de vermanende woorden van de leden van Het Kruispunt zijn eigen stem terug te vinden.
Bovendien biedt Deftig Rechts hem de mogelijkheid onder zijn schulden bij de belastingdienst uit te komen: hij mag recensies tikken voor het forum van de club, met als beloning een voorschot dat zijn schuld als sneeuw voor de zon doet smelten. Klem als hij zit, accepteert hij het aanbod, nog niet wetend dat de literatuur die hij zal moeten lezen bol staat van neonazistische ideeën.
En zo gaat het steeds verder bergafwaarts met de schrijver. Hij mist Amsterdam: die prachtige stad waar hij zo makkelijk met zijn vrienden de kroeg in dook, waar de culturele hotspots zich op loopafstand bevonden, waar de terreur van Het Kruispunt hem nooit te pakken had gekregen. Maar in plaats daarvan zit hij hier, in zijn eentje in Villa Kakelbont.
We hebben dan als lezers nog een paar honderd pagina’s van de roman te gaan. Pagina’s waarin de schrijver steeds meer neigt naar depressiviteit, zijn gedachten in rondjes draaien en lamlendigheid de overhand neemt. Hoogst begrijpelijk voor zijn situatie, maar niet heel bevorderlijk voor de voortstuwing van het verhaal. Je zou hem wakker willen schudden: zoek gezelschap op dat wel een midden weet te vinden tussen extreemlinks en extreemrechts, geniet van de momenten waarop je dochter wel bij je is, ga op zoek naar een ander levensdoel dan dat vastlopende manuscript. Maar de schrijver blijft zitten waar hij zit, met zijn gekrenkte ziel onder zijn arm.
'Herfstdraad charmeert als een schets van het verkrampte maatschappelijke debat waarin we ons bevinden, maar het roept ook irritatie op.'
Zelfs de eerder opgeworpen problemen lijken op dat moment geen vaart meer in het verhaal te kunnen brengen. Met zijn geldzorgen houdt de schrijver zich nauwelijks nog bezig; het feit dat hij na de verkoop van het huis voor een ander onderkomen moet zorgen, laat hem koud. En zo verandert Herfstdraad langzaam maar zeker van een sterke kritiek op de polarisering van onze samenleving in een stugge aaneenrijging van deprimerende overpeinzingen, zonder lichtpuntjes om je aan vast te klampen. Ook het eeuwige bezingen van Amsterdam als de hoofdstad van het geluk gaat de lezer op een gegeven moment de keel uithangen. Het einde van de roman is in dat opzicht ook verrassend, en geeft de oppervlakkige boodschap dat wie terugverhuist naar een plek binnen de ring direct van al zijn zorgen af is.
Herfstdraad charmeert als een schets van het verkrampte maatschappelijke debat waarin we ons bevinden, maar het roept ook irritatie op. Want inderdaad: een haperende schrijver die weigert een bezigheid te zoeken die hem wel inkomsten oplevert, die de Marokkaanse afkomst van zijn vriendin – die eigenlijk Malieka heet – stelselmatig negeert, die continu afgeeft op het dorp waarin hij rondloopt, aldoor verwijzend naar de heerlijkheid van een stad die zich nauwelijks twintig kilometer verderop bevindt maar die hij zelden bezoekt, verdient het misschien wel om in eenzaamheid te eindigen. Dat Ouariachi zijn hoofdpersonage toch nog een gelukkig einde gunt, zegt wellicht nog het meest over de mildheid die hij tegenover zichzelf als auteur durft te voelen.
Reactie plaatsen
Reacties