Anne van den Dool
Is een meesterwerk nog steeds een meesterwerk als de schrijver in kwestie het al eens eerder heeft geschreven? Met die vraag wordt de lezer geconfronteerd bij het tot zich nemen van Grand Hotel Europa, de nieuwste roman van veelschrijver Ilja Leonard Pfeijffer. Wie ook La Superba las, herkent grotere en kleinere elementen uit dit eerdere verhaal, die beduidend verder gaan dan wat men zou kunnen afdoen als het creëren van coherentie binnen een oeuvre.
Nu Grand Hotel Europa genomineerd is voor de Libris Literatuurprijs, terwijl Pfeijffer die ook al voor La Superba ontving, rijst de vraag of dat eigenlijk wel kan: dezelfde auteur opnieuw dezelfde onderscheiding in ontvangst laten nemen voor een boek dat hij in feite al een keer neergepend heeft. Natuurlijk zijn er verschillen aan te wijzen: waar een schrijverspersonage genoemd naar de auteur zelf in La Superba in een Italiaanse stad achter het mysterie van een afgehakt been aan hobbelde, schikt hij zich nu naar de grillen van een levend vrouwwezen, de jonge Italiaanse kunsthistorica Clio. Liepen we de vorige keer door de kronkelende straatjes van Genua, nu zijn dat de stegen van het toeristische Venetië.
Maar tot nieuwe gedachten leidt deze change of scenery niet. Centraal staat nog steeds het toeristenvraagstuk dat voor veel pittoreske Italiaanse steden, die massaal door fotograferende Japanners én Europeanen onder de voet worden gelopen, tussen de verschijning van deze twee boeken in alleen maar prangender geworden is. Door alle terugwijzingen naar La Superba mogen we veronderstellen dat Grand Hotel Europa vooral moet worden gelezen als een vervolg, met dezelfde lijvige, op seks beluste figuur in de hoofdrol, die wederom ook in zijn temperament en consumptiegedrag de Italiaanse levensstijl probeert na te bootsen. Niet gek dus, dat die twee zo op elkaar lijken. Maar hoe sneu is het te moeten concluderen dat dit personage wederom in dezelfde vallen trapt als een boek geleden? Op vrouwengebied lijkt protagonist Ilja niets te hebben geleerd, nog steeds proberend leven te blazen in relaties die ten dode zijn opgeschreven, zich intussen lavend aan de lichamen van jonge meisjes, die hij met zijn hangbuik bijna verplettert.
Pfeijffer lijkt de mal die hij succesvol schiep voor zijn Genuese roman zonder enige aanpassing te hebben overgenomen om zijn nieuwste boek vorm te geven. Dat hoeft geen probleem te zijn: never change a winning team, tenslotte. Bovendien moet gezegd dat niet alle overpeinzingen die Pfeijffer heeft neergepend al eens de revue zijn gepasseerd in zijn eerdere werk: zijn essayistische denkstappen ontstijgen her en der wel degelijk die van La Superba.
Desalniettemin kunnen we ons afvragen of Grand Hotel Europa in de kern niet te veel verwantschap toont met Pfeijffers vorige werk om als een roman met autonome kwaliteiten te worden beschouwd. Van de zielige raamvertelling van de bootvluchteling tot de toevoegingen dat alle aantekeningen die Ilja maakt nog nader moeten worden uitgewerkt, van de oude geleerde aan wie hij uitgebreid zijn toeristentheorieën uit de doeken kan doen tot de schaamteloze neukpartijen met langbenige schepsels die drie keer zo jong zijn als hij – al deze trucs zagen we al vele malen eerder, in exact dezelfde stijl, met nagenoeg dezelfde inhoud.
Ook op grote schaal vallen de overeenkomsten niet te missen: net als in La Superba wordt Ilja alweer een loer gedraaid door de partners met wie hij een cultureel product probeert te creëren. In La Superba was dat de bouw van een theater, nu is het de documentaire waarover nieuws rondom de subsidie maar uitblijft. Natuurlijk wordt het geheel doorspekt met romantische verlangens en seksuele escapades, om de vurige ingebedde betogen voor meer toeristenregulering van nog wat extra sjeu te voorzien. Jazeker, de compositie van deze roman blijft knap, maar lijdt toch onder de wetenschap dat Pfeijffer een groot deel van zijn maniertjes al eerder inzette om het verhaal op zijn pootjes terecht te laten komen.
De gevierde auteur steekt die verwantschap tussen Grand Hotel Europa en La Superba niet onder stoelen of banken. Al te vaak verwijst hij naar die vorige roman, die eveneens bejubeld werd door de pers. Die vertelling heeft ironisch genoeg een bezoekersstroom richting Genua op gang geholpen, beweert de romanverteller, waarmee Ilja indirect zelf verantwoordelijk is voor het toeristisch gedrang dat hij zo veracht, en dat Genua tot nu toe juist bespaard was gebleven. Grand Hotel Europa barst van zulke in elkaar hakende plotwendingen en verhaaltechnische vernuftigheden, waarbij de complottheorieën die Ilja en Clio rondom de verdwijning van het laatste schilderij van Caravaggio aan elkaar vertellen het hoogtepunt vormen.
Ilja Leonard Pfeijffers nieuwste roman is ongelooflijk knap in elkaar gezet, en had het zeker verdiend de Libris Literatuurprijs te winnen, ware het niet dat hij dat met de eerdere, net iets minder goed uitgewerkte versie van deze roman die roem al in de wacht heeft gesleept. Blijkbaar was die al goed genoeg om de concurrentie achter zich te laten, maar is het dan wel rechtvaardig om Pfeijffer deze prijs alsnog toe te kennen, ditmaal voor het manuscript waarin hij wél geslaagd is alle eindjes aan elkaar te knopen? Ja, Grand Hotel Europa is meesterlijk, maar Pfeijffer heeft een kans gekregen die geen enkele onbekendere auteur was toebedeeld: hetzelfde trucje nog eens dunnetjes overdoen, maar dan nog een stapje gelaagder.
De dubbelingen tussen La Superba en diens opvolger zijn te groot om deze twee romans als zelfstandige winnaars te kunnen opvoeren. Met La Superba heeft Pfeijffer de Libris Literatuurprijs ontvangen die hij eigenlijk pas voor Grand Hotel Europa had moeten krijgen. Doorschuiven is technisch vast onmogelijk, maar een onderscheiding die zoveel mensen aanzet tot het openslaan van een nieuwe roman, kan zoveel meer in gang zetten dan het collectief aansporen van hele schoolklassen, leesclubs en groepen oude van dagen tot het lezen van een boek dat al een keer geschreven én door dezelfde jury bekroond is. De Libris Literatuurprijs mag het zichzelf als taak aanmeten om het publiek in aanraking te brengen met nieuwe en onthutsend goede boeken. Grand Hotel Europa is zeker dat laatste, maar aan het eerste criterium voldoet het helaas niet.
Wie zich wil verliezen in een waardig vervolg op La Superba, leest Grand Hotel Europa. Wie verwacht daarbij een volstrekt ander boek in handen te krijgen, komt bedrogen uit. Daarvoor is Pfeijffer Pfeijffer: net zo goed als met zichzelf steekt hij de draak met de lezer, die hij zich laat verliezen in een labyrint van decoratieve taal, zo verhullend dat in zijn fictieve spookstad nog maar zelden een nieuw gebouw wordt opgetrokken.
Reactie plaatsen
Reacties