Een paradoxaal ziekenhuisverhaal. Over 'Bloed spuwen naar de hematoloog' van Herman Brusselmans

Anne van den Dool 

Ik geef het toe: deze bespreking is in feite een experiment. Als een van de weinigen in deze wereld had ik tot enkele weken geleden nog nooit een roman van Herman Brusselmans aangeraakt. Ik kende de man van verhalen, televisieoptredens waarin zijn lange sluike haar zijn bebrilde gezicht grotendeels bedekte, zijn Vlaamse accent genoeg was om de talkshowpresentator in kwestie aan zijn lippen te laten hangen.

            Maar een boek van Brusselmans, nee, zo ver was het in mijn geval nog niet gekomen. En dat terwijl de beste man inmiddels een indrukwekkend oeuvre op zijn naam heeft staan. ‘Een levende legende’ noemde Özcan Akyol de Gentse schrijver ooit in de Volkskrant. Een van zijn laatste romans, dat de gekscherende titel Hij schreef te weinig boeken draagt, liet volgens Vrij Nederland-huisrecensent Jeroen Vullings zien ‘wat Herman Brusselmans tot Hermans Brusselmans maakt’: hij wist erin te ‘ontregelen, ontwrichten, debunken en méér’.

            Een snelle ronde over het digitale web leerde mij dat we in het geval van Herman Brusselmans te maken hebben met een waar metafictioneel auteur. Zo liet hij desgevraagd aan De Morgen weten dat hij graag gebruikmaakt van een truc die hem ‘al veel diensten heeft bewezen’: ‘Ik schrijf fictie, en tegelijk becommentarieer ik als schrijver die fictie. Dat doe ik al lang, maar in mijn recente boeken met steeds meer nadruk: ik geloof almaar minder in Het Verhaal.’

            Brusselmans leest veel, en dus is hij inmiddels een beetje uitgekeken op de standaardformules van de hedendaagse roman. Die is hem in de regel veel te geordend: de klassieke spanningsopbouw, personages met botsende eigenschappen en stilstand halverwege het boek beginnen hem allemaal zo langzamerhand de keel uit te hangen. En zo beschouwt hij het stiekem saboteren van de fictie zijn ‘functie in de Nederlandstalige literatuur’, liet Brusselmans aan de interviewer weten.

            Het is exact dit nobele streven dat zich inmiddels wellicht tegen Brusselmans heeft gekeerd, merkt deze vervolgens op. ‘De consensus is: door dat gigantische oeuvre kénnen we Brusselmans nu wel’, licht de vragensteller toe. Juist vanwege de consistentie van zijn oeuvre is het voor de Vlaming inmiddels verdomde lastig geworden nog te verrassen – de vloek die op iedere driftig doorschrijvende auteur rust.

            Desalniettemin zullen velen Brusselmans niet zozeer kennen van zijn diepgravende analyses en literaire ondermijningen, maar van zijn gevleugelde uitspraken met betrekking tot de seksuele kunsten die hij naar eigen zeggen zou kunnen vertonen. Desgevraagd licht hij in allerhande televisieprogramma’s maar al te graag toe hoe hij in zijn leven al vele vrouwen tot een hoogtepunt heeft weten te brengen.

            En zo had ook dit interview met de ‘De Mooie Jonge Oppergod van de Vlaamse Letteren’, zoals de inmiddels 61-jarige auteur zich op zijn eigen website steevast blijft noemen, in feite een andere aanleiding: het vraaggesprek was bedoeld ter introductie van de jonge schone die tegenwoordig aan Brusselmans’ zijde paradeert. Het gaat om de 27-jarige Lena, die blijkbaar niet met haar achternaam in de krant wil, maar het wel prettig vindt om uitgebreid uit de doeken te doen hoe de verhouding tussen haar en deze cultauteur in elkaar steekt. Ondanks zijn vele vrouwonvriendelijke uitspraken – ‘Vrouwen hebben niet genoeg verstand om optimaal te profiteren van het feminisme’ is een van zijn mooiere – blijkt Herman de 34 jaar jongere Lena steevast te verwennen met een dekentje en een kopje kamillethee op de bank. Hoewel: over het feit dat hij haar stomende seks bezorgt, mag evenmin een misverstand bestaan. ‘Ik vind vrijen met Herman tien keer opwindender dan met iemand van mijn leeftijd’, liet Lena al aan meerdere media weten. ‘Net door die erectiepilletjes presteert hij veel beter.’

            Wie Brusselmans’ nieuwste roman leest, die de intrigerende titel Bloed spuwen naar de hematoloog draagt, kan niet anders dan in het personage van de jonge Coco een weerspiegeling van deze Lena zien. Als een jonge muze paradeert zij rond Brusselmans en verzorgt zij hem terwijl hij in het ziekenhuis ligt. Want dat is waar we het auteurspersonage in deze roman aantreffen: in het hospitaal, bijkomend een ongeluk met een paard, dat hij kocht van een Syriër, en waar hij vanaf is gevallen.

            Het is die vertelconstructie die Brusselmans faciliteert in het soort schrijven waar hij, zo begrijp ik, goed in is: die van de volstrekte willekeur. Niet alleen door toedoen van het ongeluk waardoor hij bewusteloos en vervolgens hallucinatoir raakte, springt hij van de hak op de tak: ook de opbouw van de roman laat zich moeilijk navertellen. Personages nemen in hoog tempo het stokje van elkaar over – wie bijfiguur was, wordt hoofdpersonage en andersom. Zoals Brusselmans het zelf uitlegt:

Verschillende beelden van deze dag speelden haasje-over in m’n gedeukte brein, zenuwbanen leken mekaar aan te trekken en af te stoten, de ene nucleus zocht contact met de andere maal een miljoen, kleuren leken tevoorschijn te komen, en ook schaduwen, voor- en achtergronden, en traag kwam een werking op gang die mij zou kunnen redden, al ben je nooit zeker van wat zich afpeelt in de geest van een bewusteloze man in het ziekenhuis.

Wie denkt dat dat inzoomen op al die figuren leidt tot psychologische diepgang, kent Brusselmans nog niet goed. Hoewel we Bloed spuwen naar de hematoloog schijnbaar moeten begrijpen als een ‘psychologische roman’ – dat vertelt het omslag ons althans – zal de lezer geen inzicht krijgen in de menselijke gedachtegang .

            Hoogstens kan de boodschap van de roman zijn dat we doordrongen zijn van onze lustdrift – of dat nu met een dierbare is of met een willekeurige voorbijganger. Het is vooral die laatste constructie die Brusselmans tot in den treure in deze roman herhaalt: man en vrouw komen elkaar tegen, zien elkaar niet zitten, maar worden dusdanig overmand door de behoefte zich seksueel te laten bevredigen dat ze bij gebrek aan beter maar met elkaar het bed in duiken. Dit leidt zelden tot genot: steeds is er sprake van een anticlimax, hoewel de lezer door de uitgebluste taal al vanaf het begin van de zogenaamde romance had kunnen voorvoelen dat de scène op niets zou uitdraaien.

            Ook populair bij Brusselmans: masturberende vrouwen. Ze wrijven maar al te enthousiast over hun geslacht, zonder dat daar ooit een vorm van diepgaand genot bij komt kijken. Het blijft bij oppervlakkigheid en – ook hier – een gebrek aan bevrediging. Natuurlijk, de doorbreking van het taboe rondom zelfbevredigende vrouwen is ook wat waard – alleen jammer dat het vrouwelijk geslacht niet anders kan worden beschreven dan als een ‘flodderige vagina’, met een geur die doet denken aan ‘grootmoeders pantoffels’.

            We moeten obligaat het werk van Brusselmans als afkomstig van een man met humor interpreteren. Het is precies het gebrek aan samenhang dat hij daartoe inzet. Het is onmogelijk een fragment te citeren dat deze willekeur adequaat weergeeft. De lezer zou kunnen denken dat het aan een gebrek aan context te wijten is dat de zinnen met losse steken aan elkaar geknoopt zijn. Niets is minder waar: voor je het weet ben je als lezer onderdeel van een over elkaar buitelend relaas waarin een halve zin genoeg is om ons op een volstrekt andere plaats, in een volstrekt andere tijd en in het hoofd van een volstrekt ander personage te doen belanden.

            Die personages zijn doorgaans bijzonder vlak en clichématig. Brusselmans is verslaafd aan lelijke mensen met een laag IQ, ernstige ziektes en anale perikelen. Hoe meer problemen, hoe beter. De verteller vergoelijkt het afzichtelijke gedrag van deze personages maar al te graag, ze zijn nu eenmaal harteloos omdat ze bij voorkeur scheiden van hun met kanker behepte vrouw voor een incontinente dwerg.

            Hoogstens kunnen we op deze manier van Brusselmans’ verhalen leren welke normen en waarden we stilzwijgend allemaal met ons mee dragen – precies omdat hij ze stuk voor stuk onderuit schoffelt. En zo komen we bij een volgende strategie van de schrijver om de suggestie van humor te wekken: politieke incorrectheid. Wie Brusselmans leest, stapt in een tijdmachine die hem tientallen jaar terug het verleden in katapulteert. Brusselmans voert je terug naar een tijd waarin vrouwen zich op hun onderdanigst gedroegen, raciale grappen bon ton waren en dwergen nog een legitieme bron van hilariteit. Wie zijn puberteit niet ontgroeid is, leest Brusselmans.

            Als Brusselmans evenwel een mens, dier of ding in een positief daglicht plaatst, is de Gentse auteur verrassend teder – je zou het bijna poëtisch kunnen noemen. Zodra Coco in beeld komt, wordt meteen duidelijk dat zij de scepter zwaait: zij dient goedkeuring te geven over zijn daden.

            Toegegeven: de plot van Bloed spuwen naar de hematoloog zit ingenieus in elkaar. Personages zijn op verrassende manieren met elkaar verwant – soms lijkt het alsof we naar een platte, laaglandse versie van Love Actually kijken. Daarnaast kun je het indrukwekkend noemen om zovele ogenschijnlijk willekeurige personages toch samen te rijgen. Raamvertelling volgt op raamvertelling, tot we bijna de draad kwijt zijn. Bovendien – en dat is misschien wel de grootste grap van de roman – vertelt het personage Brusselmans continu over dat wat hij niet kan weten, omdat hij bewusteloos in het ziekenhuis ligt.

            Ook zijn subtiele toespelingen op de actualiteit verdienen aandacht. Wanneer hij spreekt over ‘een biseksueel van de oude stempel’, zinspeelt hij op de hedendaagse versmelting van het mannelijke en het vrouwelijke middels ‘[t]ransseksuelen, hermafrodieten, personen met driedubbele x-chromosomen, en dat soort volk’. Wanneer tegen het einde van de roman journalisten aan zijn ziekenhuisbed verschijnen, verwordt Bloed spuwen naar de hematoloog plotseling tot een epistel over nepnieuws.

            En ja, het moet gezegd: Brusselmans heeft een vlotte pen. Maar hoe fantastisch zou het zijn als hij die iets minder inzette voor het maken van uitgekauwde neonazistische grappen, het uitgebreid beschrijven van hoerententen en het belachelijk maken van publieke figuren, en iets meer voor de vertedering. Daar ligt voor Brusselmans de toekomst. Moge Lena hem daar een handje bij helpen.

BIBLIOGRAFIE

Herman Brusselmans, Bloed spuwen naar de hematoloog. Prometheus, Amsterdam, 2020.

Anne van den Dool over Herman Brusselmans
PDF – 100,9 KB

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.