Het proza van de wereld in de vorm van een gedicht. Over 'Bent u nog in Afghanistan?' van Johan Reyniers

Erwin Jans

‘Ik ben een merk in het diepst van mijn gedachten’. Die opvallende uitspraak laat Johan Reyniers (1968) als motto voorafgaan aan zijn drie pagina’s lange gedicht Merkenalfabet (2020). Daarin brengt hij in elke strofe een bekend commercieel merk ter sprake (Alibaba, Budweiser, Coca-Cola, Disney, Pizza Hut, Twitter, Shell, Yahoo, ...) en zegt er iets anekdotisch over. Op een totaal onpoëtische manier overigens. Bij nader toezien blijkt die ‘anekdote’ vaak een cynisch en/of kritisch commentaar te zijn:

 

Ook na het -igste door een dolle schutter aangerichte bloedbad

kun je in de supermarktketen WALMART nog steeds voor minder

dan 1000 dollar een Bushmaster AR-15 aanvalsgeweer kopen.

 

Bij XEROX houden ze er niet van als je ‘I xeroxed the document’ 

zegt nadat je een fotokopie hebt gemaakt. Het bedrijf vreest dat

de term generiek wordt en het patent op het merk kan vervallen.

 

Na stopzetting van de bedrijfsnaam door een overname wordt

YAHOO! opnieuw wat het vroeger al was: een volkje van ruwe,

aapachtige wezens in Gulliver’s Travels van Jonathan Swift.

 

Of dit een gedicht is? Wie zal het zeggen? Reyniers duwt het proza van de wereld - de harde politieke, materiële en commerciële data temidden waarvan we gedwongen zijn te leven - in de pure buitenkant van een poëtische vorm: drie korte opgebroken regels die op een strofe lijken en dat vierentwintig keer zodat het geheel op een lang gedicht lijkt. Met de parodie op Willem Kloos’ beroemde adagium maakt Reyniers onmiddellijk duidelijk welk soort poëtica hij aanhangt. Geen persoonlijke ontboezemingen, geen lyriek, geen verrassende metaforen, geen gesofisticeerde retoriek. Zelfs niet de ‘ontsnapping aan de persoonlijkheid’ waar de modernistische poëzie op gebaseerd was. En al evenmin de onbepaaldheid van het postmodernisme. De dichter creëert niet uit het niets. De wereld is er immers al. De dichter creëert niet uit zichzelf. Hij verzamelt historische data, namen, feiten, uitspraken, enzovoort. die bekend zijn uit de media en maakt er brute en brutale collages of montages van. Hoe harder de clash tussen de delen, hoe groter het effect.

Zo gaat Reyniers ook te werk in zijn eveneens in eigen beheer uitgegeven bundel De tien beste terechtstellingen (2020) waarin hij, precies zoals de titel aangeeft, zijn top 10 geeft van de terechtstellingen in de wereldgeschiedenis: van de corrupte Perzische rechter Sisamnes die  op bevel van koning Cambyses levend werd gevild omstreeks 500 v. C. over de kruisiging van Jezus en de gruwelijke terechtstelling van Balthasar Gerards, de moordenaar van Willem van Oranje in 1584, tot de Noord-Vietnamees Nguyen Van Lem, die in 1968 standrechtelijk door een Zuid-Vietnamese officier voor de ogen van de camera werd geëxecuteerd, en Nicolas Berg, een joods-Amerikaanse zakenman die in 2005 als vergelding voor wat er in de gevangenis van Abu Ghraib gebeurde door islamitische militanten live op het internet werd onthoofd. Ieder gedicht is opgebouwd volgens hetzelfde bijna administratieve patroon: feitelijke antwoorden op de vragen: wie, wanneer, waar en waarom; dan een korte beschrijving van de executie om te eindigen met een paar opmerkingen over de nawerking. De dichter laat na de tien gedichten een pagina vrij waarop de lezer zijn aanvullingen en zijn eigen rangschikking kan schrijven.

Met Bent u nog in Afghanistan? Gedichten 2011-2021 (2023) publiceert Reyniers - als dramaturg professioneel bezig met theater (op dit ogenblik bij ITA in Amsterdam) - zijn eerste volwaardige bundel. Zoals de intrigerende titel al duidelijk maakt, gaat het ook hier niet om de verbeelding van de dichter maar om de historische wereld waarin hij leeft. Meer specifiek de wereld van het voorbije decennium. De chaotische en vernederende terugtrekking van de VS uit Afghanistan in 2021 is een van de iconische gebeurtenissen van het voorbije decennium dat als weinig andere het failliet toont van een Amerikaanse (lees: westerse) geopolitieke en imperialistische kijk op de wereld.

De bundel zit ingepakt tussen het gedicht ‘Waarom zijn we in Afghanistan?’ uit 2011 en het gedicht ‘Bent u nog in Afghanistan?’ Zoals in de hoger aangehaalde teksten spelen ook hier historische feiten, namen en jaartallen een belangrijke rol. Het is een decennium dat zich beweegt op de dynamiek van terrorisme, burgeroorlogen, economische en ecologische ontwrichting, politieke polarisatie, migratie en integratie, sociale bewegingen als #MeToo en BLM, dekolonisatie en identity politics. Maar ook biografische elementen, het kleine literaire wereldje, België en het Vlaams nationalisme en de populaire cultuur spelen een rol in deze gedichten vol ironie en zelfspot.

In ‘Apollinaris Rex’, geschreven naar aanleiding van de honderdste sterfdag van de Franse dichter Guillaume Apollinaire, buigt Reyniers zich over de erfenis van de avant-garde en het modernisme vanuit het perspectief van de actuele maatschappelijke ontwikkelingen:

 

Vandaag is modernisme een door witte westerse mannen

eenzijdig aan de wereld opgedrongen

paradigma.

Was jij één van die mannen, Guillaume?

Ooit was het een eer

om in jouw spoor te kunnen lopen.

Maar nu, - in de kantelende tijd waarin ik dit schrijf

is die eer opeens

TWIJFELACHTIG.

Je bent mijn held, Guillaume,

en zult het altijd blijven.

Maar is dat spoor van jou niet allang doodgelopen?

Nu ik dit gedicht eindelijk schrijf

moet heel het modernisme dringend op de schop.

Jij die zei:

‘Un canon, ça ne sert que pour l’artillerie’,

ook jij wordt straks

uit de canon van de literatuur gedonderd als zijnde

                                                                         wit,

                                                                        kolonialistisch,

                                                                        seksistisch

 

Er is echter een andere modernistische dichter waarbij Reyniers’ schriftuur meer aansluiting  heeft. Hij vermeldt hem niet expliciet in deze bundel, maar schreef er wel een klein boekje over en maakte jaren geleden voor DW B een focus rond diens poëzie. Het gaat om Bertolt Brecht, vooral bekend voor zijn theaterstukken, zijn niet-aristotelische theatertheorie en zijn regiepraktijk die het theater van de tweede helft van de twintigste eeuw diepgaand hebben beïnvloed. Reyniers’ parlando, zijn nuchtere en zakelijke, maar tegelijk ook cynische en kritische toon, zijn spottende en zwarte humor, zijn transparante zegging, zijn antilyrisme, zijn maatschappelijke en geopolitieke insteek, de vervreemding van vorm en inhoud, ..: het valt allemaal onder de kwalificatie ‘brechtiaans’. Zoals ook het lange prozaïsche gedicht ‘Romana’ over een jonge Roemeense prostituee in de Brusselse Alhambrawijk waar de dichter ooit woonde. Precies door de simpele beschrijving van enkele korte, nietszeggende conversaties tussen beiden krijgt het gedicht niet alleen iets persoonlijks, maar gaat het impliciet ook over onrechtvaardigheid en uitsluiting, vooroordeel en schuld.

De meeste gedichten spelen echter met de vervreemding van vorm en inhoud. Vorm en inhoud zijn absoluut niet één in deze poëzie. Integendeel zelfs. De opzet van de dichter is om de kloof tussen beide zo groot mogelijk te houden. Door de vorm - de vorm van het gedicht - wordt de inhoud vervreemd. Het zijn gedichten die doen nadenken over wat poëzie is maar ook over hoe poëzie - louter als meest uiterlijke vorm - een bepaald soort denken stimuleert. Die ‘vorm’ wordt in ‘Het dakterras’ het vehikel van het verhaal van een serial killer die iedere verdieping van een hoogbouw uitmoordt en op het dakterras zelfmoord pleegt. Mediaformats (porno, horror, detective, ads, ...) structureren de organisatie van vele gedichten.

Hoeveelheid is zowel inhoudelijk als vormelijk een belangrijke categorie bij Reyniers. Lijsten, opsommingen en verzamelingen zijn de meest voorkomende stijlfiguren. Zo is ‘Orgasmatron’ een droge maar expliciete beschrijving van een negental pornoscripts die letterlijk de mechanische onverschilligheid van het genre blootleggen. Maar er zijn ook meer persoonlijke, speelsere en lichtere lijsten. ‘Die keer’ is een opsomming van plekken waar de dichter het met zijn geliefde heeft gedaan en ‘Spuitgedicht’ is een lijst van de plekken op haar lichaam waarop hij is klaargekomen. Titels als ‘Vlamingen die je wel eens in de media tegenkomt’, ‘Blondines’, ‘Paarden’, ‘Draken die ik ooit nog hoop te verslaan (of heb gehoopt te verslaan, indien ze al door anderen verslagen zijn), enzovoort spreken voor zich. Die opsommingen hebben ontegenzeggelijk een performatieve dimensie. Veel van deze gedichten zijn het sterkst wanneer ze ‘voorgedragen’ worden (al mis je dan voor een deel het spel met de vorm).

Meer dan eens wordt de lezer aangesproken om een lijst aan te vullen. De titel van de bundel is niet toevallig een expliciet aan hem gerichte vraag. In dat appel ligt het engagement van deze poëzie. De lezer wordt uitgedaagd om de hem omringende werkelijkheid in lijsten of verzamelingen onder te brengen. Om meer samenhang en zin te ontdekken? Om de lezer kritisch te laten nadenken? Of gaat het precies over de cynische weigering om naar betekenis te zoeken? Een poging om de absurditeit bloot te leggen?

Reyniers schrijft zijn poëzie in de modus van het commentaar, het citaat en de collage. Afstandelijk. Observerend. Opsommend. Vol ironie en zelfironie. Hij stort zijn hart niet uit en wil evenmin dat van de lezer raken. Reyniers mikt op het hoofd, op een mogelijke schok, een cynische grijns. ‘Gedichten moeten tanden hebben’, luidt het in een van de gedichten. En dat is bij een aantal zeker het geval. En inderdaad, ik vrees dat we nog in Afghanistan zijn. Een eigenzinnig dichterschap in de marge van de Vlaamse poëzie.

BIBLIOGRAFIE

Johan Reyniers, Bent u nog in Afghanistan? Gedichten 2011-2021, Fluxenberg, Gent, 2023.

 

Erwin Jans over Johan Reyniers
PDF – 166,5 KB

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.