Anne van den Dool
Jantine Jongebloed schreef een boek over haar overpeinzingen richting de keuze om wel of geen moeder te willen worden. Ze neemt de lezer op sleeptouw langs al haar relevante én minder relevante gedachten, die zonder al te strenge redactie lijken te zijn opgediend.
Soms denk je als recensent dat het een goed idee is om een bepaald boek te willen beoordelen – bijvoorbeeld omdat je het oeuvre van de schrijver goed kent of geïnteresseerd bent in het onderwerp. Die overtuiging overviel mij toen ik de aankondiging van Soms wil ik een kind van Jantine Jongebloed (1987) in de voorjaarsaanbieding van De Bezige Bij zag staan. Ook mij houdt het vraagstuk van het me wel of niet willen voortplanten tenslotte al een tijdje bezig: wil ik in deze krankzinnige wereld een kind op de wereld zetten? Zou ik een goede moeder zijn? En zou ik dat met deze partner moeten doen, of beter met iemand anders?
Zo’n overeenkomstige interesse kan in het optimale geval leiden tot een vreugdevolle leeservaring vol herkenning. In mijn persoonlijke situatie was die herkenning er zeker. Ook ik heb, net als Jantine, weleens brieven geschreven aan mijn denkbeeldige dochtertje om haar ervan te verzekeren dat al mijn twijfels over kinderen krijgen niets zeiden over mijn liefde voor haar. Ook ik heb weleens gedacht dat ik liever vader dan moeder zou willen zijn – want ja, die twee rollen verschillen ondanks alle doorgemaakte ontwikkelingen toch nog steeds wezenlijk van elkaar. En ook ik onderwerp mezelf zo nu en dan aan een serie controlevragen om te kijken of mijn standpunt over het moederschap nog steeds onveranderd is gebleven.
Buitenbaarmoederlijke zwangerschap
Toch kan ik het verhaal van Jongebloed en mij, eerlijk is eerlijk, niet één op één over elkaar heen leggen. Zij werd tot twee keer toe het slachtoffer van een buitenbaarmoederlijke zwangerschap: de eerste keer was dat onbewust, de tweede keer na een doelbewuste poging om samen met haar partner Maas een gezin te stichten. Het zet bij haar een langdurig proces van twijfel in gang, dat – zo voelt zij dat althans – ook weer niet te lang mag duren, want de vruchtbaarheidsklok tikt tenslotte onverminderd door. Angstig telt zij het aantal eisprongen dat ze nog te gaan heeft voordat Moeder Natuur de kraan onverbiddelijk dichtdraait.
En intussen blijft ze twijfelen. Nauwgezet verkent ze het beeld van zichzelf als moeder en als kinderloze vrouw. Dat dat laatste beeld er een stuk minder rooskleurig uitziet, heeft ze niet alleen aan haar eigen associaties te danken: de wereld lijkt er nog steeds op ingericht om vrouwen vooral kinderen te laten krijgen. Wie als vrouw geen kind baart, is zielig en alleen. Het deed verschillende van haar twijfelende vriendinnen al besluiten toch tot het stichten van een gezin over te gaan, soms met spijtmoederschap tot gevolg.
Over dat scenario – een kind hebben gekregen en er niet zo blij mee zijn – hebben we het niet graag, concludeert Jantine. Zoals we ook niet goed onder woorden kunnen brengen wat het ouderschap precies zo de moeite waard maakt. Ze doet poging na poging om te achterhalen waarvoor ze precies zou kiezen als ze haar pijlen op het moederschap zou richten, maar moet – ondanks alle gesprekken met vrienden en professionals – toch concluderen dat je maar één leven kunt leven: het leven waarvoor je kiest.
Dat beide levens – met en zonder gezin – haar beide even aangenaam lijken, maakt de keuze ingewikkeld, maar doet haar ook algauw concluderen dat het antwoord op de vraag eigenlijk niet zo ontzettend veel uitmaakt: in beide gevallen zal het ongetwijfeld een leven worden met ups en downs en verlangen naar het leven waarvoor ze niet koos. Partner Maas dobbert vriendelijk mee op de stroming van haar twijfels: hij lijkt geen ontzettend grote kinderwens te koesteren, maar ligt er ook niet wakker van als het toch gebeurt. Of wellicht doet zijn mening er voor Jantine gewoon niet zo toe, is het in haar ogen de vrouw die deze keuze maakt.
Ivf-traject
Om zichzelf wat meer tijd te geven, besluit de schrijver uiteindelijk tot een ivf-traject waarbij haar nu nog vruchtbare eicellen worden ingevroren, met de mogelijkheid om ze over een jaar of vijf weer uit de vrieskist te halen. De druk is voor even van de ketel, maar de gedachten denderen onverminderd door. Elke ervaring in Jantines leven wordt gekleurd door het moederschap: niet alleen de vanzelfsprekende zaken als het wiegen van nichtjes of het lezen van een vakwetenschappelijk boek over voortplanting, maar ook een boswandeling met een vriend die even moet plassen (‘Ik vind het een raar idee dat er verderop een vriend van me met zijn geslacht in zijn handen staat. Een geslacht waar nageslacht uit voort kan komen’) of feitelijk elke willekeurige andere ervaring die ze sinds haar twijfels over het moederschap heeft opgedaan.
Werkelijk iedereen betrekt Jantine bij haar twijfels: wanneer ze een essay over het ridicule van het ouderschap in De Groene Amsterdammer leest, mailt ze de auteur met de vraag hoe die – inmiddels vader, weet ze toevallig – nu tegen het ouderschap aan kijkt en of hij zichzelf niet een beetje hypocriet vindt. Wanneer ze een toneelvoorstelling heeft gezien, klimt ze in de pen om de maker te bestoken met vragen die haar meer helderheid moeten geven over haar eigen wensen. Ze struint Wikipediapagina’s af, worstelt boeken door en zet zichzelf neer bij een coach die gespecialiseerd is in moederschapsvraagstukken. Ze is zich maar al te zeer bewust van haar obsessieve aanpak (‘You are addicted to thinking about this’, leest ze ergens, en het grijpt haar bij de keel), maar toch gaat ze door: ze kan het simpelweg niet loslaten.
Dat heeft de lezer geweten. Werkelijk iedere gedachtekronkel, elk intiem gesprek, iedere min of meer relevante passage uit een krant of tijdschrift en elk museumbordje is in Soms wil ik een kind terechtgekomen. Het aftellen naar steeds minder eisprongen, zoals in de titels van de verschillende delen wordt gedaan, moet een stijgende lijn in Jantines keuzeproces compenseren: ze komt er – spoiler alert – simpelweg niet uit.
Stream of consciousness
Is de stroom aan gedachten en gesprekken die ze onderweg heeft dan wel interessant genoeg om te lezen? Ik moet met schroom bekennen dat ik niet goed weet of ik wel de juiste persoon ben om die vraag te beantwoorden – juist omdat ik zoveel van de gedachten die Jantine heeft neergepend zelf ook al eens heb gehad. Voor iemand die geen idee heeft hoe het is om twijfels te hebben bij het moederschap en die kwestie zelf niet dag in dag uit overdenkt, is Soms wil ik een kind mogelijk een verhelderende ervaring. Ook die lezersgroep is zich echter, mag ik hopen, toch wel bewust van de zaken die Jongebloed op een vrij warrige manier heeft geprobeerd neer te pennen.
Dat het in haar hoofd ook geen helder verhaal is, zou je kunnen tegenwerpen. Natuurlijk, maar was de tijd dan al rijp om er een boek over te schrijven? Wellicht met een goede redacteur in de hand, die haar de eindeloze overbodigheden had laten schrappen. Maar niet met als resultaat een stream of consciousness die de lezer bij iedere irrelevante gedachte betrekt.
Soms wil ik een kind lijkt niet bedoeld om helderheid te verschaffen in een intens belangrijk vraagstuk, maar om de lezer enkel deelgenoot te maken van alle verwarrende elkaar tegensprekende gedachten die erbij komen kijken. Het schrijven van dit boek is voor de auteur ongetwijfeld een louterende ervaring geweest, maar wat de lezer ermee moet, blijft voor mij een vraag.
Reactie plaatsen
Reacties