Theater als middel tegen kapstokloosheid. Over 'Zij' van Maaike Neuville

Anne van den Dool 

Sinds een jaar of vijf geleden de #MeToo-beweging in alle hevigheid losbarstte, zijn verschillende van die verhalen in allerhande vormen naverteld. Uit de filmhoek kwamen onder meer Bombshell (2019), The Assistant (2019), Promising Young Woman (2020) en recentelijk nog het lovend ontvangen She Said (2022). In boekvorm verschenen alleen al in het Nederlandse taalgebied kort na elkaar Ernest Hemingway is gecanceld (2020) van Henk van Straten, Niet ik (2021) van Yolanda Entius en De dubbele waarheid (2021) van Roelof Smit.

Aan dat lijstje kan sinds kort Zij van Maaike Neuville worden toegevoegd. In deze roman lezen we het verhaal van de 39-jarige actrice Ada Peeters, die zich voorbereidt op de uitvoering van het allereerste toneelstuk dat zij zelf een ruim jaar eerder schreef. Het is een bewerking van de Griekse mythe van Ifigeneia, die door haar vader, koning Agamemnon, wordt geofferd. Waar deze koningsdochter aanvankelijk smeekt om te mogen blijven leven, verandert zij in één nacht van gedachten.

 

Plotselinge omslag

Wat verklaart deze plotselinge omslag, zoals eerder voor het voetlicht gebracht in een drama van Euripides? In haar eerste zelfgeschreven toneelstuk gaat Ada op zoek naar het antwoord. Zij gaat echter niet over die queeste, maar over de spanningen in het leven van de actrice. De keuze voor de bewerking van een door een man geschreven toneelstuk waarin een jonge vrouw door haar vader wordt geofferd is niet toevallig: Ada heeft met meer mannen in haar leven nog een en ander af te hechten. Terwijl ze ons deelgenoot maakt van haar leven tot nu toe, inclusief de worsteling om te worden opgenomen in de theaterwereld, lezen we ook over de mannen die Ada al die jaren onheus bejegenden.

De belangrijkste is haar toneeldocent: ondanks het leeftijds- en machtsverschil ontstaat al snel een affaire tussen de twee, die complexe gevoelens bij Ada oproept. Hun relatie moet worden stilgehouden, en op de toneelvloer merkt ze weinig van zijn affectie. Evenmin lijkt de man zich bewust van zijn machtige positie en de pijn die hij veroorzaakt, bijvoorbeeld wanneer hij tijdens toneellessen openlijk het lichaam van andere meisjes prijst en háár acteerwerk afkeurt.

Net als in Entius’ roman rijst ook in Zij de vraag: waar ligt de schuld? Had zij zich sterker tegen hem moeten verzetten, had hij als haar meerdere beter moeten weten? Had hij daadwerkelijk kwade bedoelingen of wist hij zich met zijn eigen gevoelens simpelweg geen raad? In hoeverre is er aan haar kant überhaupt sprake geweest van onwil? Hoewel de situatie het nauwelijks toeliet, verlangde ze wel degelijk naar hem, zo blijkt uit intieme scènes en uit minstens even intieme gedachten.

Als lezers blijven we samen met Ada rondcirkelen op zoek naar het antwoord op deze vragen. We doen dat tegen de achtergrond van de reis naar de stad waar zij die avond met haar Ifigeneia-vertolking op de planken zal staan. Die stad is er niet zomaar een: het is zijn woonplaats, en dus is er de angst dat hij vanzelf zal komen opdraven. Dat is al eens eerder gebeurd: als tienermeisje had Ada een affaire met de vader des huizes van het gezin waar ze oppaste, en ook hij zat op een gegeven moment onaangekondigd met zijn vrouw in de zaal.

 

Stream of consciousness

Dat het vooruitzicht in die specifieke stad te moeten spelen spanningen oproept, wordt al in het begin van de roman duidelijk. We treffen Ada aan in haar appartement terwijl ze gehaast haar spullen bij elkaar raapt, boos wordt op haar kat omdat ze die zo snel niet kan vinden, overweldigd raakt door de geluiden van de stad op de achtergrond. Haar gedachten schieten van links naar rechts, rijgen zich in lange zinnen aaneen. Dit is een hedendaagse stream of consciousness ten top, inclusief haperende herhalingen en paginalange alinea’s, die ons vanaf de eerste pagina deelgenoot maken van de gejaagdheid in Ada’s hoofd:

 

Er is geen buffer voor de geluiden die je overspoelen bij het openen van de voordeur. Er is geen volgorde. De tram, de ronkende motoren, ongeduldig wachtend op het groene licht, het opstijgende vliegtuig, de toeter van de bus, het drillen van de boor en de bellende man. Ze bereiken je oren in een en dezelfde golf. Hier is de stad. Hier is de zon.

 

Deze gedachten doen denken aan het geraas van de opkomende metropool waardoor schrijvers ruim een eeuw geleden werden overspoeld: de klingelende trams, het briesen van de treinen, de klok die eeuwig doortikt. Op dat ritme volgen we Ada’s associaties: van de verschillende #MeToo-situaties die ze meemaakte tot het sterven van haar grootvader, van pietluttige zaken als het eten van een notenreep tot het gadeslaan van steedse indrukken.

Zoals het een echte gedachtestroom betaamt, valt niet altijd te beredeneren waarom het ene op het andere volgt, waarom het ene uitgebreider wordt besproken dan het andere, waarom het ene spinsel überhaupt het vermelden waard is en het andere niet. Aan de andere kant leren we Ada via al die gedachten wel goed kennen: haar onwennigheid in de grote stad, haar zenuwen voor het betreden van het toneel, alle onzekerheden die haar tijdens haar opleiding hebben geteisterd, en hoe ze desondanks nu in verscheidene films en televisieseries speelt, naast haar werk op de planken en haar eigen schrijfambities.

 

Portret van een actrice

Zo ontstaat het portret van een jonge vrouw die zich afvraagt wat ze tot nu toe van haar leven heeft gemaakt: een leven waarin ze al het nodige bereikt heeft, waarin ze complimenten krijgt van hen die haar zien spelen, maar waarin ze nog net zo angstig blijft voor het betreden van het podium, nog net zo schuw in haar eentje bij de hotelbar blijft hangen wanneer ze uitgespeeld is.

Met al die intieme inkijkjes schetst Neuville, zelf film- en theatermaker en actrice, ook direct een treffend beeld van het leven op het podium: een leven vol blijvende onzekerheden, vol demonen uit het verleden die nog steeds van zich laten horen, vol hunkeringen naar erkenning, vol dromen over een eigen stem. Ada grijpt in al haar ambitie zoveel mogelijk projecten tegelijkertijd aan, maar tegelijk laat ze al vroeg in de roman weten dat ze in feite vooral bang is richtingloos te zijn: ‘Wauw, zegt men dan, jij doet wel veel. Ach, zeg ik dan. Dat valt wel mee. Wat ik niet zeg is dat ik als de dood ben om niets te doen, om niets te zijn, kapstokloos. Ik weet niet wie ik ben wanneer de trein stopt.’

Die gedachten zijn niet exclusief voorbehouden aan actrices: veel meer mensen die rondlopen in de hedendaagse wereld zullen de angst voor stilstand herkennen, en de daarmee gepaard gaande vrees om te weinig te presteren en dus – dat lijkt althans de redenering – geen eigen identiteit te bezitten. Daarvan redt het toneelspelen Ada, maar tussen de regels door lezen we misschien nog meer. Net zo goed is theater maken een manier om een ander te zijn, om eerder ongehoorde – al dan niet vrouwelijke – stemmen alsnog voor het voetlicht te brengen, om aan de wereld te laten zien: ik mag er zijn. Die performatieve daad krijgt net zo goed vorm in dit boek: ‘ik schrijf mij’, concludeert Ada op een gegeven moment, en wij lezen het resultaat.

BIBLIOGRAFIE

Maaike Neuville, Zij. De Bezige Bij, Amsterdam, 2023.

Anne van den Dool over Maaike Neuville
PDF – 148,8 KB

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.