Correctie
De planten en dieren en huizen en mensen
zitten onder een laagje wit stof, net dik genoeg
om me de zekerheid te ontnemen dat deze
schimmen voordien samen hoorden.
Voortaan horen ze samen onder het witte stof.
Toch twijfel ik of er stof genoeg is.
Of alles onherkenbaar genoeg zichzelf is.
Of alles onherkenbaar genoeg is.
Geef ons méér stof, tonnen en tonnen
stof, opgehoopt tot een gelijkgezinde zachte vlakte.
Geen sporen, geen stenen, geen kreten. En
zonder zich af te vragen wat onder het oppervlak roert
zit daar dan iemand op een afgebroken tak
naar deze omgeving te turen, neemt simpelweg genoegen
met deze vlakte zonder planten, zonder dieren,
zonder huizen, zonder mensen.
Als ik langs achter passeer, stuift het vertraagd op.
Alles is er
Er is water. Het stroomt niet
onder een pier. Het stroomt niet. Het stroomt niet onder een pier
die er is, maar niet wordt bewandeld door mensen
die er zijn. Het water draagt geen schepen,
voert geen handel, geen piraterij,
huisvest geen zeemeerminnen, dolfijnen of boodschappen in flessen.
Het is er. En al het overige vermelde ook.
Er is droog land. Er is water. Er zijn levende wezens
maar ze raken elkaar niet aan.
Ze zijn er, het droge land, het water, de levende wezens.
Alles is er. Om in liefde en vruchtbaarheid te voorzien.
Connectie
Ik richt me op uit het water
kijk de aalscholver in de ogen
die leeft hier al miljoenen jaren
al die tijd dat ik water was
zwom hij in zijn jacht
dwars door me heen.
Ik klim langs een duinkam omhoog.
Van over de oostflank raast het zand
naar de kam, spuit daar de lucht in.
Waar ik ga, wordt het
door mijn lichaam tegengehouden
scrubt het mijn glibberig vel.
Midden in de storm
komt de zon op,
hef ik het hoofd,
neem boven de westflank,
afgetekend door het spuitende zand,
mijn contouren waar.