Christophe van Gerrewey
‘Mooie boeken zijn geschreven in een soort vreemde taal’, zo besloot Proust zijn jeugdwerk Contre Sainte-Beuve. Het is mogelijk dat Jan Lauwereyns dit aforisme letterlijk heeft genomen door delen van zijn derde roman, Gehuwde rotsen, in het Antwerpse dialect te schrijven. Bovendien is er nog meer weinig traditioneel te noemen aan dit boek. Punten en hoofdletters worden niet gebruikt (tenzij in de gedichten die aan elk van de tien hoofdstukken voorafgaan), en de korte alinea’s worden van elkaar gescheiden door witregels. Autobiografische herinneringen wisselen af met essayistische reflecties en met citaten, zowel in het Engels als in een Nederlandse vertaling, uit andere boeken, in het bijzonder The Human Predicament: A Candid Guide to Life’s Biggest Questions van David Benatar uit 2017, die ervan overtuigd is dat ieder mens beter nooit geboren zou geweest zijn. Ieder hoofdstuk wordt voorafgegaan door een zwart-witfoto uit het familiearchief van Lauwereyns. En het boek opent met een poëticale inleiding – het nulde hoofdstuk of sjapitter nougabolle – waarin de auteur toelichting geeft over zijn plannen, en over de tekst die hij zich voorgenomen heeft te schrijven.
tussendeur gezèed, ik goa maj ier ni druk moake oemtrengt spelling
en hoe en of dat juist of yojst of zjust gespeld moet worden volgens het Aentwaerps woordenboek, je kunt er zelfs een leerboek voor kopen, maar ’t goat er maj ni oem nog een nief toal te liêre
ook heb ik de indruk dat de stroom maar wil stromen, heel simpel, iêl iênvoudig, gin oeftletters, geen hoofdletters, oek gin punte of ander grief ter interpunctie, t’iênige da’k goan doeng is komma’s zetten
De keuze voor het Antwerps, de taal die hij met familieleden sprak en dus in de letterlijke zin van het woord zijn moedertaal, is in de eerste plaats ingegeven door een gevoel van verlies: ‘want ik ben hard bezig mijn moedertaal te verliezen’, schrijft Lauwereyns in de inleiding, en een van de bedoelingen van Gehuwde rotsen, op vormelijk vlak, is zijn ‘Antwerpse tong nog eens aan het werk zetten’, aangezien hij zelf, om persoonlijke en professionele redenen, voornamelijk Engels, Japans en Standaardnederlands spreekt en schrijft. Er is echter ook een inhoudelijk motief om het Antwerps te hanteren, niet in het gehele boek als wel in precies gekozen passages en zinnen: het onderwerp van Gehuwde rotsen is het ouderpaar van de auteur, en dan vooral zijn moeder, die meer dan twintig jaar geleden zelfmoord pleegde. Ook de titel van het boek verwijst naar hen: op de omslag staat een afbeelding van de Futamigaura, twee rotsen in zee, vlakbij Fukuoka in Japan, waar Lauwereyns woont. In het ‘hoofdstuk ter afsluiting’ (sjappitterke boeke’toe) wordt dat als volgt toegelicht.
ba zoê’ne vergèefse lettrie is er eigenlijk geen conclusie nodig
den brief is af, ’eij mag oep de post
sowieso lag de conclusie vooraf al vast, Pa en Ma zullen mij niet vergeven, want ze zen alle twiê zoe doêt as ne pier
ze zijn beiden steenkoud
ze zijn als die rotsen, de Futamigaura, hier niet ver vandaan, hun voeten in de zee vlak bij het strand, de gehuwde rotsen, aan elkaar verbonden met een koord, mythologische figuren in een eeuwigheid waaraan ik niets meer kan veranderen, maar de gedachten blijven bewegen, het verleden resoneert, hoe dan ook
Bij een interview in De Standaard met Jelle Van Riet van 20 maart 2021 werd zelfs een foto afgebeeld van de auteur, staand voor deze rotsen, en met de volgende toelichting, als een schijnbaar transparant stukje paratekst.
De gehuwde rotsen uit de titel van Jan Lauwereyns’ nieuwe boek bestaan. (…) Telkens als de dichter, schrijver en neurowetenschapper Lauwereyns, die in Fukuoka woont en werkt, langs de rotsen fietst, denkt hij aan zijn vader en moeder. Ze zijn gescheiden toen hij zeventien was en zijn broer zestien, maar hun liefde is (lichamelijk) nooit helemaal gedoofd. Net als de rotsen behoren ze toe aan een eeuwigheid waaraan hij niets kan veranderen.
Zo is Gehuwde rotsen een boek dat echt wil zijn, en dat op geen enkele manier aanspraak maakt op een fictioneel statuut. De poëticale inleiding besluit met de stellige mededeling ‘geef mij toch maar een kunstenaar die zich door het leven laat inspireren / da moest ik nog effe van majne lèver’, en een van de gedichten die aan het derde hoofdstuk voorafgaan, is getiteld ‘Een flauw bijtend hondje’.
Te persoonlijk?
Niets is te persoonlijk voor wie recht naar de kern van het leven wil grijpen.
(Ambitieus?)
(Onnozel?)
(Ambitieus én onnozel, de enige weg.)
Het gevaar zit zeker ook in wat te onpersoonlijk is, te vaag of te abstract. Bovendien is fictie maar een flauw bijtend hondje, weet de flinke drinker van koffie.
Lauwereyns heeft met Gehuwde rotsen dus een transitie doorgemaakt die typisch mag heten voor een groot deel van de hedendaagse literatuur: het is niet langer de omweg van de fictie die ons dichter bij de waarheid of de werkelijkheid kan brengen – alleen het persoonlijke, het echte, het waargebeurde leidt als een rechtlijnige snelweg ‘naar de kern van het leven’. Het is zeker een theorie die zich makkelijk laat deconstrueren, en het betekent alleszins een breuk met zijn twee vorige romans: Monkey Business uit 2003 is geschreven vanuit het standpunt van een aap die is voorbestemd in een medisch experiment te overlijden, terwijl in Iets in ons boog diep uit 2016 Yuji Kohara als hoofdpersoon wordt opgevoerd, maar niet als ik-verteller. In Gehuwde rotsen is niet langer het barthesiaanse werkelijkheidseffect van belang – er moet op verschillende manieren sprake zijn van bewijsvoering. Dat iets zich echt heeft voorgedaan, of dat iemand een historisch en geen fictief bestaan heeft geleid, valt onmogelijk aan te tonen door middel van tekst en woorden. Daarom bevat Gehuwde rotsen, bij aanvang van ieder van de tien hoofdstukken, ook zwart-witfoto’s – in navolging van W.G. Sebald, of dichter bij huis, van Stefan Hertmans, wiens Oorlog en terpentijn en De bekeerlinge ook romans zijn waarin geen enkel woord pretendeert ‘verzonnen’ te zijn. Nu en dan lijkt Lauwereyns ironisch te reflecteren op de noodzaak die hedendaagse literaire teksten blijken te hebben aan houvast buiten de tekst – een noodzaak die uiteraard ook altijd een zwaktebod is, of positiever gesteld: een realistisch inzicht in de wijzigende historische functie van literatuur – zoals wanneer hij het over zijn grootvader heeft.
nog veur den eurlog ojtbrak, in negenendertig was hij al beroepsmilitair, hij had t’iên en t’aender meegemokt in de oorlog, de Tweede Wereldoorlog, hij vertelde er veel over, mor ik noteerde niks, en hij oek ni, dus er zal ginnen Eurlog en Terpentaajn van kôme, mijn meesterwerk zal ongeschreven blijven
Hoewel Gehuwde rotsen zeker als Lauwereyns’ romanesk meesterwerk kan gelden, is het een roman die de nagestreefde authenticiteit en emotionaliteit van een boek als Oorlog en terpentijn (of ook van bijvoorbeeld Gestameld liedboek van Erwin Mortier uit 2011, of van Sprakeloos van Tom Lanoye uit 2009 – eveneens twee ‘moederboeken’), gedeeltelijk ironiseert, maar paradoxaal genoeg ook radicaliseert. Zo heeft Lauwereyns een boek geschreven zoals er tegenwoordig dertien in een dozijn bestaan – een autobiografische roman over vader, moeder of beiden –, maar dat tegelijkertijd hoogst uniek te noemen is, in de eerste plaats omdat hij te sceptisch is over zowel de romanvorm als over zijn vertelstof (en de menselijke relaties waarin dat stof neerslaat), om zomaar een hooggestemde ode aan zijn moeder of aan zijn vader te schrijven. Alle realistische directheid ten spijt, is Gehuwde rotsen ook een fragmentarische, gebroken, essayerende zoektocht, eerder dan de constructie van een indrukwekkend grafmonument of een openlijke liefdesverklaring. Moederboeken van zonen waar deze roman meer verwantschap mee vertoont, zijn bijvoorbeeld Ongezocht ongeluk van Peter Handke (eveneens een boek over de zelfmoord van een moeder), het uit niet meer dan zinnen opgebouwde Rouwdagboek van Roland Barthes, of Wit is altijd schoon van Leo Pleysier, waarin het Verkavelingsvlaams van een overleden moeder versneden wordt met de meer literaire taal van de auteur. Op dat laatste vlak is Lauwereyns extremer: de standaardtaal mengt zich niet met het dialect, maar beide staan voortdurend, op gespannen voet, naast elkaar, ook omdat vele frasen in het Antwerps alsnog vertaald worden, misschien om de Nederlandse lezer ter wille te zijn (Gehuwde rotsen verscheen bij de Amsterdamse uitgeverij Koppernik).
Het is mogelijk om aan de vele flarden Antwaarps dan toch nog een werkelijkheidseffect toe te schrijven: dit is immers de vreemde taal (in de verleden tijd) waarmee en waardoor de gebeurtenissen zich afspeelden – de uitspraken van de moeder, maar ook de woorden die Lauwereyns en zijn familieleden uitkozen om over haar zelfgekozen dood te spreken. Toch is er ook iets fundamenteler aan de hand: de taal is de mens, en het zou best wel eens kunnen dat het Antwerps mee debet is aan de gebeurtenissen in de familie van de auteur, en dus aan de zelfmoord van de moeder. Moeilijke – ongemakkelijke vraag: zijn er talen (dialecten) waarmee suïcidale gedachten makkelijker worden gevormd en uitgesproken? Is een Antwerpenaar alleen al door zijn dialect (zelf)destructiever, cynischer en gewelddadiger dan bijvoorbeeld een Limburger of een West-Vlaming? En is het, op politiek vlak, toeval dat het Vlaams Belang in het Antwerpse taalgebied zo succesvol is, en eigenlijk ook daar tot stand is gekomen? Lauwereyns heeft het over De Strangers, de muziekgroep die in het Antwerpse dialect zong over vaak populistische en ronduit racistische onderwerpen, en die een belangrijke rol speelden in zijn jeugdjaren. Is het Antwerps niet gewoon ‘het lelijkste dialect van heel Europa’, zoals Lauwereyns een uitspraak van een zekere Eddy citeert, op de website antwerps.be, in de vele commentaren onder de tekst van De ziekekas van De Strangers?
'k dengk da’d’oêk
oef ni
’k wil ’t trugpakke
’t stof eraf bloaze, ik wil dat dialect, mijn moedertaal, terugwinnen, de Strangers ervan loskoppelen
Of dat is gelukt met Gehuwde rotsen is lang niet zeker. De moedertaal blijft vreemd in dit boek, ook voor de lezer, en om na te denken over de zelfmoord van zijn moeder – om die zelfmoord te proberen begrijpen, of althans in woorden te vatten – heeft Lauwereyns toch weer nood aan standaardtaal, of aan het Engels van een pessimistische filosoof als Benatar, wiens ideeën bijna zonder uitzondering worden geciteerd om ze meteen te weerleggen, en wiens boeken veel minder belangrijk blijken dan het eveneens vaak vermelde Doubt. A History van Jennifer Michael Hecht. De moedertaal wordt niet gered of gerehabiliteerd, de moeder noch de vader worden in ere hersteld of in de heiligenstand verheven, echt begrip of empathie voor andermans daden en beweegredenen blijft altijd weer buiten bereik, en talen – ‘echte’ talen – zijn vreemde vehikels die we ons nooit helemaal eigen kunnen maken. Twijfel is het laatste dat blijft, en wie twijfelt kiest voor het leven in plaats van zelfmoord te plegen.
Reactie plaatsen
Reacties