Tevergeefs zoeken naar een plek om te slapen. Over 'Ontbindende voorwaarden' van Anne Louïse van den Dool

Maarten Buser

TTegen het einde van een aflevering van de heerlijke tv-serie Madam Secretary, wordt een gedicht van Maggie Smith voorgelezen. De Secretary of State en haar team bespreken hoeveel ellende er wereldwijd is. Ze klinken verslagen. Dan haalt een van haar stafleden opeens een stukje papier uit zijn zak en leest voor hoe iemand diens kinderen probeert uit te leggen dat ondanks alles de wereld tóch een mooie plaats is:

 

[…]

I am trying

to sell them the world. Any decent realtor,

walking you through a real shithole, chirps on

about good bones: This place could be beautiful,

right? You could make this place beautiful.

 

Zowel de aflevering als het gedicht – van de Amerikaanse dichter Maggie Smith – heten ‘Good Bones’. Die formulering is een cliché uit de makelaarswereld: als een bouwval maar een goed skelet heeft, kun je er wel wat van maken. Smiths gedicht is onder meer door Madam Secretary omarmd als troostend en optimistisch, terwijl ik me niet van de indruk kan ontdoen dat er nog steeds het nodige cynisme onder schuilt.

Het schoot me weer te binnen tijdens het lezen van Ontbindende voorwaarden van Anne Louïse van den Dool (1993), die ook (verhalend) proza publiceert, waaronder romans. Haar tweede bundel staat in het teken van het kopen van een huis en is daardoor moeilijk los te zien van de situatie op de Nederlandse woningmarkt: de prijzen van koopwoningen liggen ontzettend hoog, er is een grote krapte op gebied van sociale huur, en wie particulier wil huren, is vaak nog meer kwijt dan aan een hypotheek – die vaak niet verstrekt wordt.[1]

Toch lijkt die actualiteit even heel ver weg in het openingsgedicht ‘Spiegelschrift’, waarin Van den Dool in de voetsporen lijkt te treden van Ester Naomi Perquin: compact parlando, met een lichte magisch-realistische sfeer. Onder de nostalgie zit enige dreiging:

 

mijn naam is de eerste plek waar ik woon

ik geef mijn voorletter de vorm van een dakje

de vervolgletters krijgen ramen

uit het laatste symbool kringelt rook

 

ik kan eerder achterstevoren schrijven dan rechtdoor 

de juf zegt dat da vinci dat ook kon

ik hoop dat hij mijn brieven ontvangt

 

ik probeer blind te schrijven zoals ik ook blind kan typen

zet een spiegel op mijn bureau en maak

oogcontact dat niet mag wijken

alleen zo weet ik zeker dat ik niet lieg

 

dit lichaam is de laatste plek waar ik woon

ik geef het je nog geen naam

wat je een naam geeft, kan zich aan je hechten

 

Van den Dool laat hier taal, wonen, lichaam en identiteit verknoopt raken; een kluwen van thema’s die in de hele bundel terugkeren. Het pleit voor haar dat ze de al te gemakkelijke vergelijking tussen een huis en een lichaam (zie wederom: goede botten) niet te ver doortrekt, al krijgt de bundeltitel hierdoor wel iets lekker lugubers. Ze laat eerder zien hoe woorden een effect hebben op hoe je naar een huis kijkt; onder meer zoals makelaars wervende woorden schrijven over minieme woningen. In het tweede gedicht, ‘Bezichtiging’, gaat het over een appartement in een portiekflat van ‘veertien vierkante meter’, voor ‘de vraagprijs van zevenhonderdduizend euro kosten koper / (u vertelt zich niet in de nullen)’. Er zijn behoorlijk wat gebreken, die direct of later aan het licht komen, maar goede botten lijken tegenwoordig gelijk te staan aan de lotto winnen. Dat is een gevoel dat door Van den Dool met niet al te veel woorden wordt neergezet, maar wel duidelijk door de hele bundel sijpelt: je kunt maar beter blij zijn met je luciferdoosje.

De kracht van de bundel zit voor het grootste deel van dat – door jezelf en anderen – opgelegde gevoel dat je blij móét zijn met je gebrekkige huis. Het is echter niet altijd even gemakkelijk voor het jonge stel, dat in de meeste gedichten figureert, om echt verliefd te worden op hun eerste koophuis. Van den Dool weet hun ongemak regelmatig goed neer te zetten, zoals met het mooie neologisme ‘Handgreepgeheugen’: ‘we grijpen voortdurend naar / de oude locatie van de vorken / de oude locatie van de pannen / de oude locatie van een hand’. (Wel knap dat ze beiden blijkbaar  precies dezelfde ervaring hebben, maar daar kom ik nog op terug.) Ook fraai is dat het stel zich voor het eerst zorgen begint te maken over zaken als inbraakbeveiliging en de impact van noodweer op het huis. Met die laatste verwijzing trekt Van den Dool op subtiele wijze klimaatverandering de bundel binnen.

Dat het milieu op de achtergrond een rol speelt, geeft aan hoe ambitieus Ontbindende voorwaarden is, net als de toespelingen op de krapte op de Nederlandse woningmarkt. Ze steekt de draak met mensen die hun huizen verbouwen, blijkbaar puur om de vraagprijs op te drijven, en lijkt daarmee het kapitalistische systeem op de korrel te nemen. Mede door die schaal, is het al snel duidelijk dat dit geen verhalende bundel is die zich beperkt tot dat stel. Titelkeuzes als ‘Bouwkundige inspectie’ en ‘Populatiecontrole’ wijzen op een tegelijkertijd nogal conceptuele inslag, alsof Van den Dool de bundel veel breder kan trekken: dit kan een verhaal zijn over dat stel, over een lezer die misschien net zelf een huis heeft gekocht, of over huizen kopen in het algemeen.

Die abstrahering werkt helaas niet helemaal lekker, wat zich vooral uit in de onhandige wij-vorm van de meeste gedichten. Marieke Winkler heeft het in haar DW B-bespreking van Van den Dools debuutbundel Wij zijn uitgeweken (2022) over ‘het inclusieve ‘we’-perspectief’, dat ‘de lezer […] deelgenoot weet te maken.’[2] Misschien is Van den Dool zelfs zó inclusief dat die ‘wij’ óók het huis is, als verlengstuk van de identiteit. Ik krijg vooral toch de indruk dat hier sprake is wat ik zelf vaak het ‘achterflap-je’ noem: filosofisch klinkend, alsof er ervaringen besproken worden die ieder mens herkent.[3] Het is die abstrahering die Ontbindende voorwaarden toch op afstand houdt. Ondanks de soms al te specifieke formuleringen, blijft dat stel nogal gezichtsloos, zelfs al wordt een van hen expliciet voorgesteld als ‘anne louïse van den dool’. Het lijkt me sterk dat je je niet in hen zou kunnen herkennen. Mensen herkennen zich toch ook in pakweg sitcoms, Hollywoodfilms en popliedjes die heel andere situaties voorschotelen, maar die desondanks een zekere universaliteit hebben? De mate van abstractie maakt Van den Dools gedichten wel herkenbaar, maar moeilijker inleefbaar.

Hoe langer je doorbrengt in Ontbindende voorwaarden, hoe gebrekkiger die ‘we’ aanvoelt. Slechts heel af en toe valt het stel uiteen in een ‘ik’ en een ‘je’. Enerzijds is dat wij-perspectief wel logisch, want probeer tegenwoordig eens met één loon een huis te kopen. Anderzijds levert die ‘we’ een aantal behoorlijk geforceerde formuleringen op. Ergens gaat het bijvoorbeeld om ‘waar bruto staat lezen we brute / brute maandlasten hebben we / brute inkomens / brute inschattingen van ons levensonderhoud’. Lezen beide personen nou echt hetzelfde woord verkeerd, of maken ze er een grapje over? Hier kun je Van den Dool nog het voordeel van de twijfel geven, maar dat stel lijkt in andere gedichten over een telepathische band te beschikken.

In ‘Eigen risico’ gaat het bijvoorbeeld over ‘onze nogal / associatieve geest: voor onze ogen sneuvelen / dakpannen voorzetwanden / schoorsteenmantels’. In ‘Koopkracht’ staat: ‘we vragen ons af of [koopkrachtigheid] een spier is / die we konden trainen’. In het gedicht is het stel in een serieus gesprek met een derde persoon, dus of ze moeten dat onderbroken hebben om deze herinneringen te delen, of ze denken blijkbaar precies hetzelfde. Helemaal onbegrijpelijk is de keuze niet, omdat de twee geliefden tegen het einde van de bundel uit elkaar dreigen te groeien, (mede) door de spanningen rondom het huis. Het levert helaas moeizame regels op: een van de twee toch wel serieuze euvels van Ontbindende voorwaarden.

De andere zwakte van de bundel is dat de prozaïst Van den Dool net te vaak voorrang lijkt te hebben op de dichter in haar. Als je haar in de dichterswijk moet situeren, zou ik haar ergens in de buurt van de eerder genoemde Ester Naomi Perquin plaatsen, of Kira Wuck: anekdotisch, over serieuze thema’s, maar met een zekere lichtheid en humor. Perquin en Wuck zijn afgepast en scherp. Van den Dool is dat eigenlijk alleen in het openingsgedicht ‘Spiegelschrift’.

Meestal ontaardt het parlando echter regelmatig in al te praterige gedichten, waarin weinig spanning op de regels staat. Het eerder genoemde ‘Bezichtiging’ gaat drie pagina’s lang door en lijkt bij vlagen meer op een ironische column over de krapte op de woningmarkt, of een parodie op een makelaarswebsite. Passages als onderstaande hadden korter gemogen, want nu verliezen ze aan kracht:

 

[…]

de badkamer oogt door de spiegeling van de witte tegels

verrassend ruim en is daarnaast uitgerust met een

wastafelmeubel

waarin u zich elke ochtend kunt opfrissen

nadat u tevergeefs heeft gezocht naar een plek om te slapen

en zich uiteindelijk

als een vleermuis

in de gordijnen heeft gewikkeld

[…]

 

Van den Dool lijkt ook de neiging te hebben tot hyperspecifieke beschrijvingen, die weinig bijdragen aan de sfeer of gelaagdheid van het gedicht, zoals ‘de man die zojuist / vanuit limburg op ons scherm heeft ingebeld / op de achtergrond een korrelige collectie elektrische gitaren’. Het zou een prima fragment in een roman zijn, maar blijft binnen het gedicht weinig functioneel.

Zo blijft de bundel steken tussen iets abstract-algemeens en iets dat concreet en beeldend is. De architect Van den Dool en bouwvakker Van den Dool zijn niet helemaal lekker op elkaar ingespeeld. Dat is jammer, want Ontbindende voorwaarden beschikt wel degelijk over een stel goede botten. Het is alleen net te moeilijk om er écht verliefd op te worden.

NOTEN

[1] Volgens de VRT is het in België helaas niet veel anders: https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2024/05/03/ongeziene-wooncrisis-open-brief-experts-vastgoedsector/

[2] https://www.dwb.be/lees/literaire-kritieken/1561608_we-hebben-afgesproken-elkaar-de-hand-te-zullen-reiken-over-wij-zijn-uitgeweken-van-anne-louise-van-den-dool

[3] En ja, ook de achterflap van deze bundel kan er wat van, wat de ‘achterflap-we’ betreft: ‘Ontbindende voorwaarden laat zien wat we doormaken als we een nieuwe woning betrekken: van notariële plechtigheden tot asbestclausules, van de vervreemding tijdens de eerste nacht tot het falende handgreepgeheugen in de weken erna. Een geestige en nietsontziende bundel over de plek waarnaar we telkens terugkeren.’

 

BIBLIOGRAFIE

Anne Louïse van den Dool, Ontbindende voorwaarden. Querido, Amsterdam, 2024.

Maarten Buser over Anne Louïse van den Dool
PDF – 348,2 KB

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.