Anne van den Dool
Merijn de Boer zette zijn eigen tocht over de rivieren van Suriname, in de voetsporen van de ietwat vergeten schrijver Albert Helman, om in een roman. Die is licht en humoristisch van toon, zoals we van hem gewend zijn. Net door die aanpak ontstaat de vraag wat er tijdens die reis precies op het spel staat.
Wat doe je als bijna-debuterend schrijver wanneer je in De Groene Amsterdammer een advertentie aantreft waarin een ‘avontuurlijke en literaire reis door het binnenland van Suriname in het kielzog van Albert Helman’ wordt aangeboden? Precies, dan meld je je zonder al te veel twijfels aan: wie weet wat voor een verhaal tijdens deze reis uit je pen kan vloeien.
Het vormt de openingsscène van Het Surinamedagboek van Merijn de Boer, die veel lof oogstte met zijn vorige roman, De Saamhorigheidsgroep. De Boer doet het voorkomen alsof hij bij het vertellen van dit verhaal nauwelijks ingrepen heeft hoeven doen ten opzichte van de werkelijkheid: het hoofdpersonage heet eveneens Merijn de Boer en staat op het moment dat het verhaal aanvang neemt op het punt zijn eerste roman, Nestvlieders, uit te brengen. Toch fictionaliseerde hij een hoop: in werkelijkheid ging hij samen met zijn vader en zus op stap, zoals we in 2011 konden lezen in Tirade.
Nieuw reisgezelschap
Toen ging het om een feitelijk verslag, nu creëert De Boer een heel nieuw reisgezelschap: niet het gezin De Boer, maar een bij elkaar verzonnen groepje mensen dat eveneens op de oproep in De Groene reageerde, vormt nu het comité. Al snel haken de eerste leden af, waardoor naast De Boer uiteindelijk alleen de reisleider, het middelbare stel Sjors en Tonnie, Utrechts hoogleraar economisch publiekrecht op leeftijd André en Julius, een zeer gespannen vader uit Alkmaar, overblijven.
De Boer zet de gebeurtenissen en dit gezelschap op min of meer dezelfde manier neer als de club linkse klimaatactivisten in De Saamhorigheidsgroep: met humor en spot. Niet zozeer de bezienswaardigheden als wel de onderlinge onhandigheden staan centraal: Sjors en Tonnie die continu iets op de gang van zaken aan te merken hebben, André die de hele reis lang flessen wijn laat meeslepen – tijdens het avondeten maakt hij er steeds samen met De Boer een soldaat – en Julius die duidelijk van zijn burgerlijke leven wil loskomen door zich steeds te presenteren als machoman die boot en buit wel vooruit tilt.
Hoofdpersoon De Boer zit daar als wat timide 29-jarige schrijver tussen. Hij heeft als opdracht gekregen het gezelschap zo nu en dan iets over Helman te vertellen, en dan met name over Het eind van de kaart (1980), waarin de auteur de route beschrijft die het reisgezelschap nu, meer dan een halve eeuw na dato, nogmaals volgt. De reis vindt grotendeels per boot plaats, over de rivieren in het binnenland van Suriname, met het aan de kust gelegen Paramaribo als eindbestemming.
Rijk oeuvre
Voor Helman (1903-1996) was dit geen onbekend terrein: de schrijver – die eigenlijk Lodewijk (kortweg Lou) Lichtveld heette – was onderdeel van de gekleurde elite van Suriname. Als twaalfjarige jongen kwam hij naar Nederland om opgeleid te worden tot priester, maar algauw keerde hij terug naar Suriname voor een studie in de muziek. In 1922 ging hij weer naar Nederland, deze keer om aan de weg te timmeren als journalist en schrijver. In 1926 debuteerde hij met Zuid-Zuid-West, een roman over de verwaarlozing en uitbuiting van Suriname door kolonisator Nederland. Uiteindelijk zou hij een rijk oeuvre aan romans, essays en gedichten nalaten, waarvan de roman De stille plantage (1931) wellicht het bekendst is.
Dat De Boer de oorspronkelijke reden van de reis zo nu en dan in herinnering brengt, is geen overbodige luxe: vrijwel alle overige leden weten weinig tot niets over Helman. Ze hebben vooral op de advertentie gereageerd vanwege de kosteloosheid van de vakantie, die wordt gesponsord door de Stichting Vrienden van Lou Lichtveld, met als doel om de kennis over Helmans oeuvre in ere te houden. Wanneer De Boer een poging doet zijn reisgenoten voor Helmans leven en werk te interesseren, wordt hij al snel weggewuifd.
Toch blijft hij vasthouden aan zijn taak: grote delen van de reis brengt hij schrijvend door – niet alleen in zijn eigen dagboek, maar ook aan een formeel verslag, dat hij heeft beloofd na de reis te zullen opleveren. Het Surinamedagboek lijkt voortgekomen uit die aantekeningen, hetgeen de vluchtigheden in het taalgebruik verklaart. Zo verontschuldigt De Boer zich meerdere keren voor de wisselingen tussen tegenwoordige en verleden tijd en geeft hij steeds aan te moe te zijn om verder te schrijven. Daardoor worden we ons als lezers ook steeds bewust van onze afhankelijkheid van zijn overlevering: wat hij niet vertelt, blijft voor ons verborgen.
Spanningen buiten zicht
Een deel van de spanningen tussen de groepsleden vindt daardoor buiten ons zicht plaats. Wat is er bijvoorbeeld aan de hand met Julius, die steeds langere en koortsachtigere telefoontjes met zijn echtgenote voert? En wat gaat er precies mis wanneer Sjors op een avond in zijn eentje meerdere flessen wijn achteroverslaat en de boot onderkotst? Schrijver De Boer lijkt die lijntjes bewust op te zetten om de spanning vast te houden, maar helemaal natuurlijk doet dat niet altijd aan, mede omdat er in de loop van het verhaal weinig informatie wordt toegevoegd.
Een andere nogal kunstmatig aangelegde verhaallijn is die tussen de jonge schrijver en Noor, een jonge vrouw die hij aan het begin van de reis tegenkomt in een dorpje. Zonder al te veel woorden met haar te hebben gewisseld raakt hij toch al enorm van haar onder de indruk, dusdanig dat hij maar blijft hopen dat hij haar opnieuw zal tegenkomen. En jawel: wanneer ze het dorp een tweede keer aandoen, loopt hij haar wederom tegen het lijf. Ze blijkt een reislustig type, dat steeds weer maandenlang elders op de wereldbol onderzoek doet.
Waarnaar precies, daarover wisselen de twee weinig uit, zoals er in de roman überhaupt weinig inhoudelijke gesprekken worden gevoerd. Toch is De Boer duidelijk tot over zijn oren verliefd, en stelt hij zelfs voor om haar de laatste week van de reis ook in de boot te laten plaatsnemen. Iedereen stemt in.
De overpeinzingen rondom dit liefdesverhaal doen helaas wat kinderachtig aan: vindt zij hem net zo leuk als hij haar, hoe zal het straks zijn wanneer hij terugkeert naar Amsterdam, heeft hun samenzijn ook daar kans van slagen? Het origineelst zijn nog de gedachten over het contrast tussen hen twee: deze reis is voor De Boer waarschijnlijk het avontuurlijkste wat hij ooit zal meemaken, terwijl dit voor haar dagelijkse kost is. Doet hij zich stoerder voor dan hij is, of valt ze juist voor zijn teruggetrokken schrijverskarakter?
Weinig op het spel
En dan is er nog de ingewikkelde relatie tussen Het Surinamedagboek en de oertekst waarop die telkens terugvalt, zonder dat wij die als lezers tot onze beschikking hebben. Slechts sporadisch verwijst De Boer naar Het eind van de kaart, zo nu en dan met een kort citaat. Daardoor is het soms lastig te volgen welke route precies wordt afgelegd en hoe de omgeving er precies uitziet, juist omdat De Boer niet zozeer daarop focust, maar op de verwikkelingen binnen het gezelschap, dat meer en meer overkomt als een bij elkaar geveegd stelletje vreemdelingen. Voor een volledig beeld helpt het dus Helmans Privédomein-uitgave naast Het Surinamedagboek te leggen.
De Boers losse stijl en kolderieke karakterschetsen zorgen geregeld voor een glimlach op het gezicht, maar een diepgaande roman ontstaat er niet door. In feite staat in Het Surinamedagboek maar weinig op het spel: de tocht wordt niet als bijzonder onheilspellend neergezet (terwijl er, zo schemert af en toe tussen de regels door, wel degelijk gevaarlijke routes tussen zitten), de groepsleden voelen uiteindelijk niet meer dan ergernis voor elkaar en ook hun eigen sores worden met kolderieke schetsen afgedaan. De lichte toon die De Boer zo succesvol inzette in De Saamhorigheidsgroep heeft hier juist een tegenovergesteld effect: je begint je af te vragen wat dit reisverslag precies de moeite waard maakt.
Reactie plaatsen
Reacties