Anne van den Dool
De tijd die je in de trein doorbrengt, is vrij bijzonder: je hoeft slechts in te stappen en je beweegt al richting je plek van bestemming, en in de tussentijd trekt een landschap aan je voorbij dat het brein aanzet tot contemplaties.
Het is die tijd die centraal staat in Tussentijds, de vierde roman van Peter Zantingh (1983). We volgen een jonge vader, genaamd Robin, die met de trein op weg is naar zijn geliefde Tess. Ze is kinderboekenillustrator en om die reden een paar dagen in Oost-Duitsland, voor een evenement in een boekenwinkel waar zij te gast is.
Die tijd valt best te overbruggen, zou je denken. Maar al na een paar uur besluit Robin Tess achterna te reizen. Aanvankelijk lijkt de reden vrij triviaal: bij hen thuis is een doos met boeken bezorgd, exemplaren van haar nieuwe prentenboek, die hij snel bij haar wil krijgen. Hij kent de tekeningen van zijn geliefde goed: in de afbeeldingen zijn allerlei verwijzingen naar hun eigen wordingsgeschiedenis verstopt, details die wellicht alleen hem zullen opvallen, en die het doorbladeren van het boek tot een intieme ervaring maken. Maar dan valt hem iets op, iets kleins wat hij nog niet eerder zag, en dat hem ertoe aanzet het gesprek met haar te willen aangaan.
Op hol geslagen
Al snel blijkt echter dat achter de spontane reis nog meer schuilgaat. In Robins hoofd spoken namelijk nogal wat gedachten rond die hij met zijn partner wil delen, te beginnen met hun gezamenlijke zoektocht naar een gezin. De afgelopen jaren werden de twee opgeslokt door het verlangen een kind te krijgen, wat werd bemoeilijkt door de wetenschap dat zij verminderd vruchtbaar zou zijn.
Daarnaast speelde op de achtergrond nog een vraagstuk mee: het milieu. Daar is Robin namelijk enorm mee begaan. Als klein kind zag hij al hoe zijn vader streed voor het behoud van de bossen rond hun huis in Amelisweerd, en ook nu, zittend in de trein, wordt hij geconfronteerd met de schade die de mens aan het landschap toebrengt. Het gebied dat hij doorkruist, werd slechts een paar dagen eerder geteisterd door overstromingen, terwijl de temperaturen die zomer tot nieuwe recordhoogten stegen. De tegenstrijdige resultaten ziet hij door zijn raampje: droge akkers, ondergelopen huizen, weggeslagen stukken grond.
De natuur is op hol geslagen, zoveel is duidelijk. Even ben je geneigd de roman daarmee in een dystopische toekomst te plaatsen, tot je je realiseert dat dit de werkelijkheid is waarin we op dit moment al leven: de bosbranden, overstromingen en hittegolven die Zantingh beschrijft, zijn ook nu al aan de orde van de dag.
Nieuw leven
In zo’n tijd, waarin de alarmbellen rondom het klimaat harder klinken dan ooit, is een kinderwens niet enkel een particuliere aangelegenheid: het is de meest vervuilende keuze die je kunt maken. Wie kent niet de statistieken van het aantal intercontinentale vliegreizen dat je op jaarbasis kunt maken zolang je maar niet tot voortplanting overgaat?
Daar komt nog bij dat je ook het kind zelf niet bepaald een gloedvolle toekomst biedt. Wat als de zeespiegel inderdaad blijft stijgen, de temperatuurwisselingen hele soorten doen uitsterven en de voedseltekorten blijven groeien? Is dat een wereld waarin je je kind wilt zien opgroeien?
Toch blijkt in het geval van deze twee jonge ouders de wens een kind te krijgen sterker dan de rationele stem die ze deze alarmerende feiten voorschotelt. De wens samen nieuw leven te creëren is groter dan dat, daarom hoeven we elkaar niet al te hard te veroordelen. Toch laat Zantingh lange tijd in het midden welke uitkomst de zoektocht van Robin en Tess heeft gekregen. Dat intrigerende spel tilt de roman naar nieuwe hoogten, met in de staart het uiteindelijke ontknopingspunt: de twee geliefden staan aan het einde van de treinreis weer tegenover elkaar.
Vriend en vijand
De tijd die verstrijkt wanneer je in een rijdende trein zit, kan voelen als dubbele winst, omdat je je niet alleen verplaatst, maar ook nog de tijd hebt om een boek te lezen, te schrijven, muziek te luisteren, naar buiten te kijken, gesprekken te voeren. Tegelijk kan het voelen als tijd die door je vingers glipt. In die zin is de treinreis in Tussentijds een metafoor voor de manier waarop de tijd vliegt wanneer Robin de ontwikkelingen gadeslaat die zijn zoontje doormaakt:
Met regelmaat werden software- en hardware-updates uitgevoerd. Dan pakte ik hem ’s ochtends uit bed en zou ik zweren dat ik een nieuw model in handen had. Alsof er ’s nachts drie centimeter, een paar honderd gram, een verbeterde motoriek en een nieuwe toepassing van de stembanden waren toegevoegd. Zo ontnam de tijd ons alles waar we ons net mee verzoend hadden.
De tijd is niet altijd een vriend, blijkt uit fragmenten als deze: ze geeft je in het geval van vlugge ontwikkelingen als die rondom het ouderschap niet eens de ruimte om te wennen aan de huidige situatie, omdat de volgende zich alweer aandient. Even bruut blijkt de tijd in het geval van Robins vader, die gediagnosticeerd is met de ziekte van Alzheimer. Het contrast tussen het opgroeiende zoontje en het continue vergeten van zijn grootvader is schril: hoezeer deze man ook geniet van zijn kleinkind, hij weet dat hij de herinneringen aan alles wat hij met hem ondernam kwijt zal zijn zodra hij uit zijn gezichtsbeeld verdwijnt.
Fijnzinnig
Zantinghs nieuwe roman bestaat niet enkel uit droevige momenten. Sterker nog, wat overheerst, is het geluk dat de jonge vader voelt wanneer hij zijn zoontje gadeslaat:
Daarna merkt hij met glunderende verbazing het croissantpuntje in zijn linkerhand op. Een jongetje van twee kan een stukje brood in zijn eigen knuist vinden als een volwassene een briefje van vijf in een oude spijkerbroek.
Zantingh oogstte eerder lof met fijnzinnig onderzoek naar grote levensthema’s als deze, gevat in een zeer precieze stijl. Met Na Mattias (2018), zijn grootste succes tot nu toe, leverde hij al een soortgelijke exploratie af, waarin hij de rouw na de dood van een jongeman beschreef. Daar kun je gemakkelijk een groots drama van maken, maar Zantingh houdt zich in, en laat de gevoelens van het hoofdpersonages in het midden. Ook nu weer schrijft hij ontroerend over de zoekende liefde tussen twee jonge mensen en de levenskeuzes die hen te wachten staan.
Niet te vol
Je zou je kunnen afvragen of het niet een beetje vol wordt in deze nieuwe roman, waarin twee grote thema’s – het ouderschap en het klimaat – soms om voorrang lijken te strijden. Het leed van de demente vader voelt op sommige punten daardoor als een net iets te dikke klodder slagroom op een toch al zo smaakvolle taart. Aan de andere kant grijpen alle onderdelen van Tussentijds zo mooi in elkaar, precies in het thema dat al zo mooi in de titel vervat zit, dat je het Zantingh ruimschoots vergeeft.
Tussentijds is een ingenieus portret van een generatie die het stichten van een gezin niet langer als vanzelfsprekend ziet, mede dankzij de drukkende wetenschap dat de aarde de huidige stijging in bewoners niet eeuwig kan volhouden. Het maakt een kinderwens tot een complexe emotie, die van vele kanten bekeken kan worden.
Reactie plaatsen
Reacties