Literair journalist Dirk Leyman zorgt in Klein Beschrijf regelmatig voor verse leeswaren. Hij signaleert opmerkelijke boeken, originele publicaties, literaire essayistiek én nieuwigheden.
Zeventigjarige A.F.Th. van der Heijden vereerd met ‘biografie van een oeuvre’
Zeventig jaar A.F.Th. van der Heijden: een mijlpaal, ongetwijfeld. Maar de auteur van cycli als De tandeloze tijd en Homo Duplex is intussen ook drieënveertig jaar schrijver. Hij debuteerde in 1978 onder de schutnaam Patrizio Canaponi met Een gondel in de Herengracht en is nog lang niet van plan om de pen neer te leggen. Integendeel: hij wisselt projecten af, maakt opzetjes, zet nieuw werk in de steigers en bouwt verder aan reeds vergevorderde boeken, aan zijn legendarische stalen schrijftafels (in zijn ‘Laboratorium voor onderzoek naar de menselijke grenzen’). 'Ik beschouw mijn schrijfdagen niet als verloren tijd…niet als uren die nutteloos wegsijpelen in een soort poreuze ondergrond van mijn leven. Als ik ervoor zou kiezen om in een luie stoel te gaan zitten genieten van een soort dolce far niente, in pure contemplatie van het feit dat ik besta, zou ik onmiddellijk de schrijfkriebels krijgen: wat zonde dat ik hier zo ledig onderuitgezakt hang…ik had in die tijd drie bladzijden klad kunnen neerpennen. Schrijven is geen offer, het is een gave een een geschenk.' Recent nog gooide A.F.Th. weer hoge ogen met Stemvorken, een deel uit De tandeloze tijd, waarin de liefde tussen twee vrouwen gedetailleerd wordt bezongen.
Schrijven is voor de auteur van Tonio een soort 'kijken in de ziel', in die van hemzelf en die van een ander. In de woorden van Albert Egberts uit Vallende ouders: 'Ik ga ervan uit dat je alles wat je aan armzaligs en rottigs tegenkomt, en waar je niet omheen kunt, achteraf moet kunnen omsmeden, omsmelten tot iets moois, dat tegelijkertijd – verhevigd – de herinnering aan de gruwel in zich bergt.' Getuige A.F.Th.’s ‘meest noodzakelijke boek’: het requiem voor zijn verongelukte zoon Tonio.
Jan Brands verdiept zich al decennialang in het kolossale werk van A.F.Th. en heeft nu 'een biografie van dat oeuvre' gemaakt. 'De bedoeling was het gepubliceerde werk op een rijtje te zetten, maar ook te laten zien hoe in al die jaren A.F.Th’s schrijverschap en zijn poëtica, zijn ambachtelijke visie op zijn vak, zich ontwikkelde.' Nauwgezet krijgen we bij elk verschenen boek uitleg, maar ook interviews, zijn radio- en tv-optredens en brieven worden opgelijst in een naslagwerk dat de liefhebbers een warme gloed zal bezorgen. Ook welke prijzen en nominaties per boek hij heeft verzameld, staat netjes vermeld. Zijn productiviteit is onthutsend. 'Ik ga de wereld en de mensheid te lijf vanachter een bureau en een schrijfmachine, waar ik ook nog eens zit te vervetten en dicht te slibben', constateert Van der Heijden in een aantal biografische schetsen over dat leven in de breedte' dat zijn schrijven veroorzaakt. Schrijven is na de dood van Tonio trouwens een vorm van overleven geworden, aldus Brands.
Zoals Onno Blom terecht opmerkte in de Volkskrant is het jammer dat, naast de interviews met de schrijver, de recensies op zijn werk niet zijn verzameld en dat er een register ontbreekt. Verder is dit boek natuurlijk een onmisbaar attribuut voor elke A.F.Th.-liefhebber, die zich ook kan vermeien in een bibliofiele uitgave van deel tien van De tandeloze tijd.
Er is ook wat minder goed nieuws rondom Van der Heijden. Er komt wellicht geen A.F.Th. van der Heijdenhuis in de Nederlandse stad Eindhoven. Er is onenigheid ontstaan tussen de zakelijke leiding en de vrijwilligers, meldt de site Neerlandistiek. Het Van der Heijdenhuis zou 'een dynamisch literair centrum' worden, met ruime aandacht voor het oeuvre van cyclusbouwer-schrijver A.F.Th. Het lijkt er nu op dat het project voorgoed is afgevoerd.
Jan Brands, Mijlpalen en millimeterwerk. Biografie van een oeuvre, uitgeverij Querido, 624 p., 49,99 euro
Marita Mathijsen ontsluiert de ‘Lezer’ van de negentiende eeuw
De reputatie van literatuurhistorica Marita Mathijsen (1944) is stilaan in gietijzer gegoten. In elk van haar boeken neemt de emeritus hoogleraar aan de universiteit van Amsterdam de lezer mee op avontuur in de literatuurgeschiedenis, in boeken als De gemaskerde eeuw (2002), Historiezucht. De obsessie met het verleden in de negentiende eeuw (2013) en haar biografie Jacob van Lennep. Een bezielde schavuit (2018).
In haar nieuwe verrassende maar meeslepende boek L. De lezer van de 19de eeuw verplaatst Marita Mathijsen zich in de voorkeuren van de negentiende-eeuwse Nederlandse boekliefhebber. Wat las die zo allemaal, waar haalde hij of zij de boeken vandaan en welke auteurs waren destijds geliefd of controversieel? Mathijsen schetst een uitgebreid panorama waarin ze ook de omwenteling in de maatschappij in rekening brengt én meteen ook de 19e-eeuwse literatuurgeschiedenis opfrist, voor wie er minder goed in thuis is. Ze combineert wetenschap met literatuur en laat de lezer van toen zelf aan het woord in fictieve dagboekfragmenten, de fameuze L. 'Doelbewust negeert ze daarbij de grens tussen literatuur en wetenschap', staat er. En dat pakt verbazend goed uit.
Mathijsen voor het fraai geïllustreerde L. De lezer van de 19de eeuw diepgaand onderzoek doen want 'oplagecijfers zijn er nauwelijks, toptienen zijn er niet, herdrukken zijn niet altijd geboekstaafd, uitleencijfers zijn onbekend'. Ze verdiepte zich in oplage- en abonneecijfers, ging na wat herdrukt is of waarover polemiek of in de dagbladen reuring bestond. 'En daarmee zet ze de literatuurgeschiedenis inderdaad behoorlijk op haar kop: wat wij vandaag de dag zien als het belangrijkste werk van de beste schrijvers van toen (Multatuli, Beets, Couperus, Gorter, Kloos, Van Eeden), staat niet in de top tien van de toenmalige L, die het oeuvre van Tollens, Bosboom-Toussaint, De Génestet en zo goed als vergeten auteurs als Loosjes, Van Zeggelen en Van Woude stukken hoger had zitten', concludeert Marijke Laurense in Trouw.
Het is in ieder geval relativerend vast te stellen dat de Tachtigers het bij de lezer niet zo goed deden, dat kwam pas later, in de twintigste eeuw, toen de literatuurwetenschappers hen omhoog katapulteerden. 'De Nieuwe Gids, hun spreekbuis, had vijfhonderd abonnees, het duurde vijftien jaar voor Jacques Perks Gedichten een herdruk beleefden, na de eerste druk van "de" Mei van Gorter volgde nog één kleine herdruk. Van Deijssels Een liefde werd in een oplage van vijfhonderd gedrukt en raakte niet uitverkocht. De lezer moest ze niet, hij las liever De lotgevallen van Klaasje Zevenster of De dichtwerken van Peter de Génestet', noteert Bert Wagendorp in de Volkskrant.
De gewone lezer gaf de voorkeur aan romans met een boodschap. 'Vrouwen lazen meer fictie, mannen meer non-fictie, stelt Mathijsen vast in een interview in NRC: “Boeken speelden een belangrijke rol in de emancipatie van vrouwen, hoewel de emancipatoire boodschap er in het begin nog niet heel dik bovenop werd gelegd.' Ze voegt daaraan toe: 'Er is onderzoek gedaan naar wie er boeken kochten in het begin van de eeuw, maar helaas niet voor de rest. Uit dit onderzoek blijkt dat er bakkers en kruideniers zaten tussen de klanten van boekwinkels, maar dat het over het algemeen toch burgers waren uit de hogere klasse. Behalve het toneel was er voor deze mensen weinig amusement voorhanden. Radio en televisie bestonden natuurlijk niet en reizen deed men met mate. Dus moest de verstrooiing komen van de boeken die uitkwamen. Die werden vaak collectief gelezen.' Dat gebeurde in een soort leesclubs al waren die anders opgevat dan tegenwoordig. 'Boeken waren duur, ook voor mensen uit de hogere middenklasse. Dus kocht je met een groep lezers één exemplaar van een boek en dat ging dan van hand tot hand. Ik bezit boeken van dit soort leesclubs, met voorin een lijstje van de mensen die het gelezen hebben. Als iedereen het boek uit had, kwam de club bij elkaar om over de inhoud te discussiëren.'
Marita Mathijsen, L. De lezer van de negentiende eeuw, Balans Uitgevers, 465 p., 29,95 euro.
De Franse wonderboy Edouard Louis is alomtegenwoordig
Ken Loach is een boegbeeld van de Britse ‘sociaal-realistische’ film, terwijl de jonge Franse supersterauteur Edouard Louis afkomstig is uit de verpauperde wereld die Loach zo vaak portretteerde in zijn films. In een zopas verschenen boekje kruisen ze de degens over kunst en (linkse) politiek, de toekomst van het socialisme en de strijd tegen extreemrechts. Lang niet altijd zijn ze het roerend eens. Maar hun affiniteit blijkt diep te zijn.
Intussen rijgt Louis de vertalingen aan elkaar en verscheen in Frankrijk zijn nieuwste boek Changer: méthode. De auteur van En finir avec Eddy Bellegueule en Qui a tué mon père? beschrijft er hoe hij intellectueel wraak nam op zijn verleden. Hij reveleert zijn diverse metamorfoses: van een jongen die de klas eerst achter zich laat en kansarm is in een Picardisch dorp tot de middelbare scholier uit Amiens, zijn beginjaren in Parijs én de succesvolle schrijver van tegenwoordig. Het boek is aangevuld met kleine zwart-witfoto's, persoonlijke documenten en besteedt ruim aandacht aan zijn oude boezemvriendin Héléna, die hem met cultuur, literatuur en muziek in aanraking bracht. Ook zoomt hij in op de filosoof Didier Eribon, auteur van Terug naar Reims, die hij als zijn meester beschouwt. 'Ik absorbeerde de meest anekdotische van zijn zinnen, de geringste van zijn bewegingen'. De Franse kritiek vond dit tot nu toe zijn meest uitgesproken literaire boek. Meer info hierover bij France Inter. Het krijgt volgend voorjaar een vertaling bij De Bezige Bij.
Ken Loach en Edouard Louis, Dialoog over kunst en politiek, De Bezige Bij, 16,99 euro. Edouard Louis, Changer: méthode, Ed. Seuil, 336 p., 20 euro.
‘Netwerker’ Emmanuel de Bom heeft eindelijk een biografie
'Mane is zoiets als de grote witte walvis van de Vlaamse literatuur: hij lijkt overal in de Vlaamse culturele geschiedenis op te duiken, al hebben vandaag weinig mensen hem gelezen', zo vertelde biograaf Chris Ceustermans onlangs bij de voorstelling van zijn biografie De man die van mensen hield over Emmanuel de Bom, in de Vlaamse Erfgoedbibliotheek.
Na zijn biografie over J.M.H. Berckmans Schrijven in de grauwzone besloot Chris Ceustermans (1969) – die ook proza schrijft - zich vast te bijten in het leven van de Antwerpse kleermakerszoon Emmanuel 'Mane' de Bom (1868-1953), die opgroeide in instabiele tijden. De Bom is nu inderdaad weggedeemsterd maar schreef met Wrakken (1898) een van de eerste volwaardige, naturalistische, zwaarmoedige Vlaamse stadsromans. Literair blijven de wapenfeiten van De Bom evenwel bescheiden. Toch bleek hij in zekere zin een sleutelfiguur in het culturele en literaire leven én ook een verzoener, al rees er na zijn dood discussie over zijn ideologische positie. En ongetwijfeld was hij wat we nu een gedreven ‘netwerker’ zouden noemen.
Met boezemvrienden als August Vermeylen, Stijn Streuvels en Karel Van de Woestijne wou hij Vlaanderen naar een soort moderniteit stuwen. Hij lanceert het befaamde en invloedrijke tijdschrift Van Nu en Straks, schrijft dus de eerste Vlaamse stadsroman, vliegt als anarchist in de cel en wordt een van de belangrijkste cultuurambtenaren, onder meer als bibliothecaris. De Bom was verder ook uitgever, journalist en recensent, medestichter van het Taalverbond en was een van de wegbereiders in 1933 van het Museum van de Vlaamse Letterkunde, wat later zou uitmonden in het Letterenhuis.
Zijn Vlaams-activistische onstuimigheid zal Mane in de Eerste Wereldoorlog van vrienden vervreemden en hem zijn functie kosten. De oude nieuwlichter probeert zich tijdens het interbellum heruit te vinden door mentor te zijn van jonge schrijvers en zich te bevrijden uit een huwelijk met de godsdienstfanatieke Nora. Intussen zien hij en zijn Joodse kameraad Klagsbald hoe een doorgeslagen nationalisme het kosmopolitische Vlaanderen verdringt waarvoor hij en zijn vrienden vochten. De Boms reis is die van de Vlaamse worsteling met moderniteit en identiteit, aldus de biograaf. Ceustermans snijdt veel thema’s aan en houdt oog voor de omgeving waarin De Bom zich beweegt: globalisering, godsdienststrijd, sociale ongelijkheid, taaldiscriminatie. Hij beschrijft met oog voor detail het kronkelige pad naar een ontzuild Vlaanderen en ook van literaire vriendschappen over de zuilen heen. De biografie leest als een kroniek, al is Ceustermans behoedzaam met al te verstrekkende conclusies.
'Wat Mane voor mij boeiend én tragisch maakt is zijn schizofrenie – of is het eerder "multifrenie", gezien de vele zielen in zijn borst?', schrijft Ceustermans. 'Voor Vlaanderen was hij een baanbreker van kosmopolitische openheid in zijn nieuwe, geglobaliseerde tijden. In de jaren negentig van de 19e eeuw was hij een van de pleitbezorgers om nieuwe ‘naturalistische’ en toen als ‘onzedelijk’ beschouwde schrijvers als Flaubert of Henrik Ibsen in Vlaanderen te introduceren, tegen de censuur in. Dat waren schrijvers die de wereld trachtten te tonen zoals ze was en niet schreven vanuit het wenselijke, preutse wereldbeeld van toen.' Maar: 'Deze biografie is ook het verhaal van de worsteling met de Vlaamse identiteit, ook en misschien vooral voor iemand als De Bom die gebeten was door het kosmopolitisme. Niet alleen in de liefde maakte die romantische dweepzucht hem soms onbesuisd, ook in zijn Vlaams engagement. Zo belandde hij als anarchist in de gevangenis omdat hij bij de Belgische Burgerwacht per se het woord ‘vier’ in het Nederlands wilde uitspreken. Die romantische onbesuisdheid maakte dat hij bijvoorbeeld tijdens de Grote Oorlog en de bezetting niet altijd de kop in kas hield', aldus Ceustermans.
Chris Ceustermans, De man die van mensen hield. Emmanuel de Bom, Uitgeverij Vrijdag, 447 p., 34,95 euro.
De romans van Jeroen Brouwers doorgelicht
De jonge neerlandicus Lodewijk Verduin (1994), redacteur bij Tirade en criticus bij onder meer De Groene Amsterdammer, doet in Eenzaamheid in eindeloos meervoud een poging om de vinger te leggen op de kern van het oeuvre van Jeroen Brouwers. Hij besloot zich dicht bij het werk zelf te houden, en de context eromheen grotendeels weg te cijferen: geen interviews, recensies of andere analyses in zijn exposé betrekken. En: 'Ambitieuze, diepgaande beschouwingen over boeken hebben in principe geen historische of biografische pretenties nodig. Toch zal ook mijn essay onvermijdelijk over de schrijver zelf gaan', geeft hij toe.
Hij las drieënzestig boeken en 10.470 bladzijden van het zo hecht met gewiekste lasnaden verbonden Brouwers-universum. Al legt Verduin zich eerder toe op de twaalf romans die hij aan een soort close-reading onderwerpt. Essays, polemieken, egodocumenten en overige teksten komen minder aan de orde (al gaat hij wel in op Brouwers’ ‘debuut’, een biografisch portret(je) over Edith Piaf, lyrische straatmus uit 1961).
Verduin onderscheidt 'een zoekende, experimenterende fase, een productieve fase die een stijl- en vormvaste schrijver toont, en een late fase waarin Brouwers zichzelf herdefinieerde als romancier en een reeks sterker verhalende werken afleverde.' Na een bombastische inleiding – waarin nogal wat literatuurwetenschappelijke schuifjes worden opengetrokken en er zelfs parallellen met Nabokov opdoemen – volgen analyses van onder meer Zonsopgangen boven zee, Bezonken Rood, De zondvloed, en Geheime kamers tot zelfs het recente Cliënt E. Busken. Brouwers-aficionado’s zullen hier misschien niet zo bijster veel nieuws aantreffen, maar als compacte leidraad tot het oeuvre van Brouwers is dit waardevol om op de plank te hebben staan. Verduin maakt zijn huiswerk. Al kan de soms zwaar op de hand liggende academische toon her en der weerstand opwekken.
Zijn conclusie is dat de drie in steen gebeitelde Brouwers-thema’s ‘liefde, literatuur en dood’ lichtjes herzien moeten worden. 'Mijn brutale herschrijving van deze drieslag luidt als volgt: angst, literatuur en dood.' En wie weet is er zelfs één hoofdthema: verlating. 'Zijn personages worden verlaten door hun geliefde, hun kind of in de steek gelaten door hun lichaam.' En: 'Verlatenheid is eenzaamheid in eindeloos meervoud' , staat er in Bittere bloemen. In die roman vond Verduin meteen de titel voor zijn studieus essay. Nog een opmerking: de bibliografie met boeken of studies over het werk van Brouwers die Verduin achterin aanstipt, is wel erg summier.
Lodewijk Verduin, Eenzaamheid in eindeloos meervoud. Het oeuvre van Jeroen Brouwers, Uitgeverij Atlas/Contact, 260 p., 21,99 euro.
Kunst
Geschilderd dagboek: de ‘vluchtroutes’ van Koen Broucke
‘Duivelsartiest’ Koen Broucke, zowel beeldend kunstenaar, schilder, schrijver, concertpianist als historicus, houdt sinds 2013 een geschilderd dagboek bij, waarvan hij ook op sociale media fragmenten toont. In het intimistische Het geheugen van sneeuw staat een ruimhartige keuze uit deze notities, beelden en tekeningen, vaak een uitvloeisel van wandelingen. Hij beschouwt het als ‘vluchtroutes’ wanneer de actualiteit ruw binnenbreekt of het onbehagen over de tijdgeest Broucke gaat bedrukken. Pascal Verbeken in zijn voorwoord: 'Schimmelvlekjes op een schilderij doen hem meer dan vroeger mediteren over vergankelijkheid, zijn eigen vergankelijkheid ook, en die van de wereld die met de opwarming van de aarde op een ramp afstevent. Ook in Waulsort [waar Broucke nu woont, nvDL] komt het onheil dichterbij.'
Koen Broucke, Het geheugen van sneeuw. Geschilderd dagboek 2013-2021, Artha Books, 160 p., 28,50 euro, ingeleid door Pascal Verbeken.
Mimesis Nemesis: iPad-tekeningen van William Ploegaert
William Ploegaert (1959, Gent) werd na zijn studies schilderkunst aan de KASK Gent in 1983 leraar beeldende vorming in diverse academies van het deeltijds kunstonderwijs en vervulde vanaf 1991 dertig jaar lang de functie van directeur van de academie beeldende kunsten Deinze (KADE BK).
Hij was die hele periode actief als beeldend kunstenaar. En ondanks zijn klassieke scholing bleef Ploegaert niet in het verleden resideren. Hij houdt tegenwoordig zijn iPad altijd paraat en maakt digitale tekeningen van wie of wat zijn pad kruist: van zelfportretten en uitzichten op de Côte d'Azur tot stillevens van vazen en zelfs lichtschakelaars of hotelkamers. Hij haalt zijn neus niet op voor het banale en het gewone. David Hockney ging hem in de iPad-schilderijen voor. Meer dan honderd van Ploegaerts iPad-tekeningen werden nu gebundeld in Mimesis Nemesis. 'In het instrument en zijn applicaties zit een volledig atelier opgeborgen. Steeds ter beschikking, steeds bij de hand. Na het atelier als representatie van de wereld, is nu een zeer werelds apparaat de representatie van het atelier', schrijft Ploegaert in het voorwoord. Door dit boek bladeren is een rustgevende excursie, een ‘voyage autour de ma chambre.’
William Ploegaert, Mimesis nemesis. iPad-drawings, Uitgeverij MER, 128 p., 69 euro.
Kort nieuws
Nederlandse schrijver Anton Valens (57) overleden
De Nederlandse auteur en kunstschilder Anton Valens is op 57-jarige leeftijd in Amsterdam overleden, in het weekend van 6 november, zo heeft zijn uitgever Atlas/Contact gemeld. Valens leed sinds 2016 aan nierkanker. Hij kreeg naam met zijn bekroonde debuut Meester in de hygiëne (2004), waarin thuishulp een grote rol speelt, beroep dat hij zelf ook uitoefende. Met Het Boek Ont (2012) en de sleutelroman Het compostcirculatieplan (2016) verzamelde hij prijzen en nominaties voor de Libris en de AKO Literatuurprijs. Veel lof vergaarde hij ook met Vis, een novelle over een steuntrekkende kunstenaar die een week meevaart op een boomkotter. In oktober 2019 verscheen zijn laatste roman Chalet 152.
Foto: Atlas Contact
Hoopvol schrijven over de toekomst
Tien Nederlandstalige schrijvers van nu kregen van Greentrack vzw een vraag over de toekomst. Valt er nog hoop te ontwaren, in een wereld van klimaatdreiging, verzwolgen kustgebieden en hongersnood? Antwoorden kwamen er in verhaalvorm van onder anderen Jeroen Olyslaegers, Arnon Grunberg, Ish Ait Hamou, Simone Atangana Bekono en Lize Spit.
(Diverse auteurs), Over over morgen, Uitgeverij Vrijdag, 208 p., 21,99 euro.