Aflevering 8 – Van graaf Harry Kessler tot Ian Buruma

Gepubliceerd op 21 juni 2023 om 19:25

Dirk Leyman signaleert ‘verse leeswaren’: originele publicaties, opmerkelijke boeken en nieuwigheden, met ook aandacht voor literaire essayistiek, biografie, bibliofilie en drukwerk dat elders minder aan bod komt.

(AUTO)BIOGRAFISCHE REISLITERATUUR

Harry graaf Kessler, ‘de meest kosmopolitische man ooit geleefd’

In de reeks Privédomein verschenen in 2002 de memoires van Harry graaf Kessler (1868-1937) onder de titel De dans op de vulkaan. Maar non-fictiereisschrijver Rudi Meulemans raakte gefascineerd door deze intellectuele dandy via een schilderij van Edvard Munch, in de Berlijnse Neue Nationalgalerie. Dat toont de ‘gesoigneerde grandseigneur’ met een panamahoed. Daarna ging hij spitten in diens leven.

Afkomstig uit een bankiersfamilie kende Kessler het kruim van de culturele wereld en beleed de wereldburger openlijk zijn pacifisme. De homoseksuele Kessler, ook kunstmecenas en uitgever, zonderde zich in 1933 af op Mallorca toen de nazi’s de touwtjes in handen kregen. Hij verwierp het nazisme ‘als een delirium van de middenklasse’. Daar begon hij aan zijn memoires, gebaseerd op zijn nauwkeurig bijgehouden dagboeken, die hij ruim zeventig jaar lang had aangehouden, vanaf zijn twaalfde levensjaar: ‘meer dan tienduizend bladzijden tekst met een persoonsregister van twaalfduizend namen dat leest als een Who’s Who van het begin van de twintigste eeuw.’ Meulemans, die eerder goede kritieken oogstte met Een ander leven (2020, in de voetsporen van Vita Sackville-West, Harold Nicolson en James Lees-Milne),  loodst ons met enige gedragenheid door een wereld vol turbulente spanningen en doorheen het leven van ‘de meest kosmopolitische man die ooit heeft geleefd’, aldus W.H. Auden.

Rudi Meulemans, De man met de panamahoed. Harry Graaf Kessler, kroongetuige van de moderne tijd, De Bezige Bij, 382 p., 24,99 euro.


De protestantse mentor van Van Gogh

De 26-jarige Vincent van Gogh belandde in de zomer van 1879 al wandelend vanuit de Borinage na drie dagen in het gehucht Korsele (Sint-Maria-Horebeke), de Geuzenhoek van de Vlaamse Ardennen, waar een protestantse gemeenschap woont. De verfomfaaide man klopte er aan bij dominee Abraham van der Waeyen Pieterszen om die er zijn map met schetsen te tonen. In De vergeten voettocht van Vincent van Gogh reconstrueert freelancejournalist Lander Deweer (die ook al andere boeken op zijn naam heeft én in de buurt van Horebeke woont) de route van Van Gogh en zijn belevenissen in Korsele. Deweer spoorde de nazaten op van Pieterszen, liet zich inspireren door beeldend kunstenaar Johan Tahon en geraakte steeds meer in de ban van de hele sage. Was Pieterszen een belangrijke mentor voor Van Gogh? Overigens staan in de Vlaamse Ardennen de komende maanden een paar evenementen op til rondom de beroemde Nederlandse kunstschilder en dat bezoek aan Korsele. Meer info: www.vangoghvlaamseardennen.be

Lander Deweer, De vergeten voettocht van Vincent van Gogh, Atlas Contact, 198 p., 22,50 euro.


Het huis vol geheimen van een Brussels glamourkoppel

Psychiater, kunstenaar en musicus Erik Thys heeft in zijn boek Verrukkelijke verraders een aparte geschiedenis te pakken. Zijn Brusselse herenhuis in Elsene bleek in de jaren 1930 een pleisterplek waar de literaire, journalistieke en politieke beau monde samenschoolde. Onder de vleugels van het glamourkoppel Edouard en Lucienne ­Didier (hij een elegante zakenman, zij een femme fatale) kwamen onder meer socialisten als Hendrik de Man en Paul-Henri Spaak, de latere Rex-leider Léon Degrelle en de latere Verdinaso-leider Joris van Severen bijeen, waar ze zowaar droomden van een pacifistisch Europa rond de as Frankrijk-Duitsland. En die Hitler, viel die al bij al niet mee?, vonden nogal wat bezoekers bij de Didiers. Tot het elitaire denken helemaal in de pas van de laars ging lopen en de ontsporing op de loer lag. In Parijs zet het duo met nazigeld en veel oppor­tunisme een uitgeverij op, Les Éditions de la Toison d’Or. Daar publiceren ze onder meer Louis-Ferdinand Céline en zijn Guignol’s band. Didier werd ter dood veroordeeld na WO II, maar ontsprong de dans in Frankrijk, waar hij tot 1978 woonde. Thys schreef een reconstructie op basis van ‘talloze bronnen’ en ‘enkele weloverwogen gissingen. Zijn vergezochte en al te gekunstelde beeldspraak is niet altijd wat ze moet zijn in Verrukkelijke verraders, hij stremt daardoor zijn exposé, maar de naar boven getilde gebeurtenissen zijn boeiend, net als het beeldmateriaal.

Erik Thys, Verrukkelijke verraders. Een glamourkoppel, het Avondland en de collaboratie, EPO, 284 p., 27,50 euro.


Half mens, half beer

De Franse antropologe Nastassja Martin opent haar relaas met de bijna fatale ontmoeting tussen haar én een beer op de flanken van de Kljoetsjevskoj-vulkaan op het Russische schiereiland Kamtsjatka. Ze hield er een verbrijzelde kaak aan over. Maar tegelijkertijd leek er definitief een grens geslecht tussen haar en de wereld van de wilde dieren. Zal ze na een eindeloze reeks operaties door het leven gaan als medka: half mens, half beer? Geloven in het wild is een behoorlijk onthutsende bekentenis over overleven, pijn en zelftransformatie, geschreven in een krachtige, gedreven stijl. Een riskante dans met het vreemde: ‘Ik ben bezig iets te worden wat ik niet ken.’ Martin schrijft radicaler dan die andere Franse avonturier, Sylvain Tesson.

Nastassja Martin, Geloven in het wild, Koppernik, vertaling Peter Bergsma, 152 p., 22,50 euro.


AUTOBIOGRAFIE EN MEMOIRES

‘Ontwarringen’ van Maurice Gilliams voor het eerst in unieke bibliofiele editie

In de jaren twintig schreef Maurice Gilliams (1900-1981) Ontwarringen, een soort ‘oer-manuscript’ waaruit de auteur meermaals putte voor het schrijven aan zijn verhalenbundel Oefentocht uit het luchtledige (1933) en de romans Elias of het gevecht met de nachtegalen (1936) en Winter te Antwerpen (1953). Toch verscheen deze vroeg autobiografische tekst nooit eerder in druk. Nu brengt De Statenhofpers er een eenmalige bibliofiele editie van, met toestemming van de stichting Vita Brevis, die de literaire nalatenschap van Gilliams beheert. Ontwarringen bestaat uit jeugdherinneringen-in-fragmenten, waarin de schrijver minutieus zijn leven en ontwikkeling als jongeling ontrafelt en wordt beschouwd als ‘een met groot psychologisch (zelf)inzicht geschreven autobiografische tekst’, aldus de bezorgers. ‘Met een fijn impressionistisch penseel schetst Gilliams zijn directe familie en omgeving. Met grote suggestieve kracht worden vroege ervaringen met vrienden, vriendinnen en leraren beschreven. Prachtig ook is de beschrijving van een verblijf in Amsterdam tijdens de Eerste Wereldoorlog.
De intensiteit van Gilliams’ zoektocht naar een verloren jeugd doet soms denken aan Proust en in Nederland aan Vestdijks Anton Wachter-cyclus, met name het eerste deel daarvan Sint Sebastiaan, zo klinkt het.

Wim Willems voorzag de tekst van een verantwoording. De nu beschikbare editie werd gezet in de Monotype Pastonchi-letter. Het boek, met het royale quarto formaat, werd in twee kleuren gedrukt op 145 grams geschept papier van Zerkall, en telt 80 bladzijden, gebonden in halflinnen met platten van handgeschept Nepalees papier. De oplage telt 125 genummerde exemplaren. De prijs bedraagt € 59,50, maar de editie is intussen al uitverkocht. Er zal ook nog een luxe-editie verschijnen in een oplage van 20 exemplaren, met voorintekening.

In DW B (juninummer) schrijft Hans Vandevoorde een essay over Gilliams’ ‘oer-manuscript’.

Maurice Gilliams, Ontwarringen, De Statenhofpers, 80 p., 59,90 euro.


Gides memoires, tot zijn 25ste

‘André Gides grootste kwaliteit is zijn vermogen, zijn behoefte, om tegen zichzelf in te denken’, schrijft vertaalster Mirjam de Veth over zijn ‘innerlijke dialoog’. In De graankorrel (Si le grain ne meurt, 1926, een titel ontleend aan Johannes 12:24) boetseert André Gide (1869-1951) een portret van zichzelf als jongeman, tot zijn vijfentwintigste, bij de verloving met zijn geïdealiseerde nichtje Madeleine, kort na de dood van zijn moeder. De latere Franse Nobelprijswinnaar is in deze ‘tocht van het donker naar het licht’, ‘genadeloos eerlijk’, want het gaat om ‘wat waar is, niet wat mij tot eer strekt’: ‘Ik zal geen enkel detail veranderen. Ik zal geen naam of haarkleur wijzigen’, klonk het tegen Roger Martin du Gard. Zijn grote voorbeeld was Vie de Henry Brulard van Stendhal. Maar over zijn homoseksualiteit was Gide terughoudend (daarover schreef hij in Corydon) en hij hield hier rekening met zijn vrouw.

André Gide, De graankorrel, vertaling Mirjam de Veth, uitgeverij Vleugels, 376 p., 28,50 euro.


Gerbrand Bakker, een koetjes-en-kalfjesman

‘Mijn vader was, net als ik, een koetjes-en-kalfjesman, een dagelijkse man, terwijl mijn oudste broer antwoorden van hem verwachtte op vragen die hij hem stelde. Diepe vragen, vanzelfsprekend. (…)’. In zijn derde Privédomein-dagboek beschrijft Gerbrand Bakker op kraakheldere wijze wat de dood van zijn vader teweegbrengt, wanneer die na opdringerige rugpijn na een kort ziekbed overlijdt. Ondramatisch ontsluiert hij hun band. Verder registreert hij zijn leven in de Eifel met M. en hun hondje. En er is zijn kenmerkende gemopper en geroddel over de literaire wereld, soms korzelig, dan weer trefzeker en pittig.

Gerbrand Bakker, Moeder, na vader, De Arbeiderspers, Privédomein, 336 p., 25,99 euro.


PROZA

Een ‘Les choses’-remake in Berlijn

Vanuit Zuid-Europa verkassen creative professionals Anna en Tom naar het kosmopolitische Berlijn, waar ze hun wagonnetje aanhaken bij de coole mythologie én hipstervibe van de stad. Meewarig kijken ze naar hun achtergebleven vrienden. Ze vertoeven aan de pingpongtafels op Arkonaplatz, het petanqueterrein op Paul-Lincke-Ufer of de grasvelden van Tempelhof. ‘De galeries herkende je al van verre aan de groepjes die samendromden in de bubbel neonlicht die door de ramen viel, aan de lege statiegeldflessen op een hoopje rondom de bierkratten op het trottoir.’

In zijn roman De perfecties – genomineerd voor de Premio Strega - houdt het jonge Italiaanse talent Vincenzo Latronico zijn generatie een slimme, soms cynische sociologische spiegel voor in hun jacht op een ‘authentiek leven’, uitdrukkelijk geïnspireerd door Les choses (1965) van Georges Perec.

Vincenzo Latronico, De perfecties, vertaling Pieter van der Drift en Manon Smits, De Bezige Bij, 137 p., 21,99 euro.


Het restaurant op de heuvel

In haar tweede roman verwerkt de Nederlandse Mirthe van Doornik (1982) onder meer haar langdurige ervaringen als werkkracht in een Rotterdams restaurant. Ze beleefde het als ‘een absurd toneelstuk dat elke avond opnieuw wordt opgevoerd’. In Een tafel bij het raam werpt chef-kok Alp, een man van middelbare leeftijd, zich op als redder van een restaurant op een heuvel. Met veel fanatisme, om te ontsnappen aan de zorg voor zijn ouders. Maar wanneer het restaurant in zwaar weer raakt, verschanst de in zichzelf gekeerde kok zich in zijn keuken.

Mirthe van Doornik, Een tafel bij het raam, Prometheus, 22,50 euro.

 

 


Een troebel leven

Verwrongen ouder-kindrelaties, het is een constante in het oeuvre van de Vlaming Jan Vantoortelboom (1975), die in de luwte van Zeeuws-Vlaanderen aan een eigengereid oeuvre timmert. Zijn zesde roman Mauk opent met een oude, zieke man, liggend aan een raam. Hij worstelt met zijn herinneringen, een troebel leven, ‘een poel van woede en verwarring’. Mauk maakte zich als kind onzichtbaar, tot zijn moeder tot bloedens toe wordt verwond. Kon Henri, de imaginaire broer die hij altijd wenste, hem beschermen tegen zijn gewelddadige vader?

Jan Vantoortelboom, Mauk, Atlas Contact, 188 p., 22,99 euro.


Surrealistisch universum met de grove kwast

De debutante Anka Hashin (1980) hult zich in nevelen. De Nederlandse kunstenares, dichteres en schrijfster verschuilt zich achter een pseudoniem, maar heet in werkelijkheid Anya Saxby. Wel zouden haar verhalen eerder verschenen zijn in literaire magazines, waaronder het Russische literaire maandblad Znamya. Ze debuteert nu bij uitgeverij Vrijdag met een bundel kortverhalen in Russische atmosferen, met Tsjechov, Gogol of Platonov als inspiratiebron (al zijn die namen eerder een verkoopstruc). Ze beitelt een nogal surrealistisch universum ‘waarin mens en dier centraal staan’, vol schoonheid en smeerlapperij, list en bedrog maar ook liefde en haat. Hashin schuwt de bombast niet in deze doldrieste verhalen met pessimistische inslag, die geregeld flink uit de bocht gaan maar wel onderhoudend zijn. Een fijnschrijver kun je haar niet heten, eerder hanteert ze de grove kwast en speelt ze karikaturen tegen elkaar uit. De taal is bronstig en balorig maar hier valt onmiskenbaar een ongepolijst en ongebreideld verteltalent te bemerken. 

Anka Hashin, Schrikkeljaar. Verhalen, uitgeverij Vrijdag, 222 p., 24,50 euro.


Spectaculaire verhalen uit de familiegeschiedenis

‘Ik heb het geluk dat mijn familie vol spectaculaire verhalen zit’, zei Walter van den Broeck (82) onlangs in een interview. Dus blijft hij maar ijverig belevenissen optakelen uit zijn familiegeschiedenis. In het tumultrijke De lastige liefde gaat het onder meer over Jules van den Broeck, zijn dertien jaar oudere broer, die in 1950 op uitnodiging van zijn grootvader naar Amerika vertrekt en er als timmerman, bordenwasser of croupier werkt. Maar het wringt tussen grootvader en kleinzoon, die met een Mexicaanse trouwt. Van den Broeck lijkt nog lang niet uitgeschreven.

Walter van den Broeck, De lastige liefde, uitgeverij Vrijdag, 267 p., 23,50 euro.


Boontjes gebundeld

Heuglijk nieuws: na zeven jaar zit er opnieuw beweging in het Verzameld werk van Louis Paul Boon (1912-1979). Voor deel 21 is nu een selectie gemaakt uit de fameuze gepubliceerde cursiefjes, de ‘Boontjes’, die de Aalstenaar met zoveel panache pende voor de ‘Vooruit’ tussen 1959 en 1978. Hij mikte op het directe contact met de krantenlezer. Ooit opgezet met de ambitie om er ‘een meesterwerk in kip-kap’ van te maken, blijven ze bij herlezing charmant, ontwapenend en spits, ook als ‘masker van een zelfbewuste fictieschrijver’. Van de ‘Boontjes’ kan worden gezegd wat Multatuli beweerde over zijn bundels Ideeën: ‘ze zijn de Times van de schrijversziel’, aldus de uitgever. Hier meer info.

Louis Paul Boon, Boontjes. Verzameld Werk deel 21, 1084 p., De Arbeiderspers, 27,99 euro (teksteditie en uitgebreid nawoord).


ESSAY

Een warm bibliotheekpleidooi

‘Zonder boeken zouden we minder voelen, minder denken, minder om elkaar geven. We zouden minder zijn’, betoogt de uit Roemenië afkomstige Nederlandse schrijfster Mira Feticu (1973) in het soms gedragen maar ook vaak geestige Geheugen, geschiedenis, beschaving. Zij, die vanaf haar prille jeugd de bibliotheek ervaart als ‘een paradijs van schoonheid, inzicht en kennis’, ging er later ook tien jaar aan de slag (in de Openbare Bibliotheek in Den Haag) én kreeg er het Nederlands mee onder de knie. ‘Er is geen betere plek in je land van adoptie voor iemand die zijn boeken achterliet dan de bibliotheek.’ Ze noemt een typische bibliothecaresse ‘een mengeling van docente en verpleegster’, maar zelf paste ze niet in dat plaatje. ‘Openbare bibliotheken zijn als een superman die zijn kracht negeert. Een openbare bibliotheek is laagdrempelig.’ Feticu schrijft in haar pleidooi ook over wegdeemsterende magazijnboeken en het dumpen van boeken maar vooral over het benutten van de mogelijkheden van een goed geoutilleerde bibliotheek. ‘Als kind besloot ik al dat boeken veel interessanter waren dan het leven.’

Mira Feticu, Geheugen, geschiedenis, beschaving, De Geus, 120 p., 14,99 euro.

 


Rebels literair Gent

Gent pronkt graag met zijn imago van tegendraadse, zelfs rebelse stad, die krabt aan autoriteiten en de gevestigde macht, althans in het verleden. Maar hoe weerspiegelt zich dat in de literatuur? In deze toegankelijke, ruimhartig geïllustreerde essaybundel Rebellie in de Gentse letteren onderzoeken diverse auteurs hoe schrijvers (van Virginie Loveling tot Louis Paul Boon) die weerspannigheid vormgaven of hoe het volkslied of de satire de trom roerden. Figuren als Jacob van Artevelde, de Maagd van Gent of Pierke zetten die literaire rebellie mee in de verf. Met ook aandacht voor de happenings van Pjeroo Roobjee, de Vieze Gasten of de lange haren van Stefan Hertmans, én een (wandel)route door het anti-autoritaire Gent.

Lars Bernaerts & Lieselot De Taeye (red.), Rebellie in de Gentse letteren. Literaire stroppendragers van de Middeleeuwen tot nu, Lannoo, 239 p., 35,99 euro.

 


Grunbergs leesarbeid

In deze bundeling van kranten en tijdschriftessays uit de periode 1998-2022 ‘figureren de schrijvers met wie ik me vijfentwintig jaar lang soms intensief heb beziggehouden’, aldus Arnon Grunberg. ‘En in enkele gevallen zou ik willen spreken van Wahlverwandtschaften.’ Het gaat van Isaak Babel tot Margo Minco, via W.G. Sebald of J.M. Coetzee naar Irmgard Keun, Frans Kellendonk en Guus Kuijer. Of hij schrijft over Marieke Lucas Rijneveld, Fleur Jaeggy en Judith Herzberg. En over de grootheid van Multatuli. ‘Je kritisch verhouden tot een schrijver, kunstenaar of denker, betekent dat je die serieus neemt.’ Grunberg maakt van sommige stukken ware literaire verdedigingsredes. ‘Alle romankunst gaat over vervreemding, zonder dat de roman ooit gepretendeerd heeft, durf ik te zeggen, een oplossing te bieden voor die vervreemding’, staat er in het voorwoord. Een bundel om regelmatig open te slaan, zeker voor wie literaire kritiek bedrijft of nauw aan het hart ligt.

Arnon Grunberg, Waarheidsliefde en biefstuk. Essays over leven en schrijven, Nijgh & Van Ditmar, 567 p., 29,99 euro.


‘Dolende idealisten’ en studeerkamerrebellen

Na zijn bezongen Gare du Nord, over Belgische en Nederlandse kunstenaars in Parijs, richt Eric Min opnieuw het vizier op zijn geliefde fin-de-siècle. Om zich te gaan verdiepen in een rist markante figuren uit het Belgische belle-époque-anarchisme, ‘dolende idealisten’, bevlogen bohémiens en pionierende studeerkamerrebellen, dromend van een revolutie. Opgevat als een portrettengalerij introduceert Min ons met zijn karakteristieke, erudiet zwierige stijl in de geestelijke esbattementen van nu bijna vergeten figuren als geograaf Elisée Reclus, de reislustige Alexandra David-Neel, Van Nu en Straks'er Jacques Mesnil of Clara Koettlitz. Sporadisch worden we een tikje overvoerd door de anekdotiek en de geëtaleerde kennis. Het kloek in de hand liggende boek is ruimhartig geïllustreerd.

Eric Min, Zwart licht. Anarchisten in België rond 1900, Pelckmans, 314 p. 32 euro.


Teweer tegen de ouderdom’

De Franse essayiste Laure Adler, biografe van onder meer Marguerite Duras, Charlotte Perriand en Hannah Arendt, vroeg zich op haar zeventigste af wat het precies betekent om oud te worden. In Van oude mensen maakt ze een vuist tegen het stigma dat aan de ouderdom gaat kleven, met puntige anekdotes, in collagestijl gecomponeerde fragmenten en welgekozen filosofische citaten, voortbordurend op Simone de Beauvoirs boek De ouderdom. ‘Als de dood in aantocht is, zijn de dieren solidair. Wij niet. Waarom?’ Zonde van de stroef lopende vertaling die afbreuk doet aan dit goed gemoduleerde boek.

Laure Adler, Van oude mensen, Davidsfonds, vertaling Wouter Meeus, 208 p., 22,50 euro.


Empathisch leven volgens David Foster Wallace

‘Een handleiding, een pleidooi en een blikopener; het zijn Seneca’s Brieven aan Lucilius voor de tv-generatie, Montaignes Essays met de vaart van een TikTokfilmpje’, zo noemt inleider Gert de Bie de fameuze tekst Dit is water van de Amerikaanse auteur David Foster Wallace (1962-2008), beroemd van de postmoderne cultroman Infinite Jest. De tekst vloeide voort uit een commencement speech voor studenten van Kenyon College in Ohio op 21 mei 2005 en is zowel barmhartig, empathisch als schrander. En maakt een tedere vuist tegen inkapseling door routine, comfort en de druk van het arbeidsleven. ‘Hij wil de studenten leren denken, leren om zelf te kiezen hoe ze naar de wereld kijken, om zo zichzelf te overstijgen en een empathisch leven te leiden.’ Een citaat: ‘De truc is om de waarheid in het bewustzijn van alledag consequent voorop te stellen.’

David Foster Wallace, Dit is water. Enkele gedachten over meevoelend leven die werden uitgesproken bij een bijzondere gelegenheid, vertaling Reintje Ghoos en Jan Pieter van der Sterre, Koppernik, 144 p., 15 euro.


POËZIE

Artistiek Bureau bundelt voor het eerst vroege poëzierecensies van Harry Mulisch

Nick ter Wal, antiquaar en uitgever bij Artistiek Bureau, heeft onder de titel Huiskamerlyriek en atoompoëten de poëzierecensies van Harry Mulisch uit de periode 1951-1954 verzameld. Ze worden ingeleid met een voorwoord van Mulisch-kenner Marita Mathijsen. Mulisch begon recensies te schrijven voor hij daadwerkelijk debuteerde en hield ermee op toen hij doorbrak met Het zwarte licht. ‘In zijn eerste krantenstukken over poëzie probeert hij, even geestig als meedogenloos, het kaf van het koren te scheiden. Hij kraakt de verstandige lyriek van de huiskamer op zondagmiddag en prijst de gedichten waarin een wonder geschiedt.’ Zo bepleit hij ook de poëzie van Hans Lodeizen en Gerrit Achterberg en volgt de experimentelen van toen als Lucebert en Bert Schierbeek. Mulisch schreef onder meer voor Het Vrije Volk, Het Parool en De Groene Amsterdammer. Mathijsen: ‘Het is waarschijnlijker dat hij stopte omdat hij niet als recensent bekend wilde komen te staan. Hij had het niet zo op boekbeoordelaars.’ ‘Veel kritici moeten in het water worden geworpen’, zo schreef hij een jaar na zijn laatste recensie in Manifest (1958). Het boekje bevat ook zijn polemiek met de gevestigde dichter Hendrik de Vries. Bestellen bij Artistiek Bureau, achtergronden bij Neerlandistiek: ‘Vreselijk arrogant en heel interessant – Mulisch was ook als recensent onherroepelijk Mulisch.’ Bestellen van Huiskamerlyriek en atoompoëten kan hier.

 


Erotiek en verlies

In de tweede dichtbundel van de Vlaamse dichteres en doctor in de kunstwetenschappen Sofie Verdoodt (1983) verkent ze - na haar goed onthaalde debuut Doodwater (2014) - de voortdurende metamorfose van ‘mens, dier en ding’. Met thema’s als erotiek, verlies en moederschap schrijft Verdoodt aansprekende poëzie, dan weer lyrisch, intimistisch of elegisch van toon. ‘Nog steeds lig je op de loer/met de schijndode ogen van een reptiel/dat in laag water zinkt/of eindelijk aan land zal mogen?’

Sofie Verdoodt, Anker Kruis Hart, Poëziecentrum, 42 p., 20 euro.


KUNST EN FOTOGRAFIE

‘Hands. Eyes. Ceramics’. De verscheidenheid binnen keramiek in beeld

De expo 'Kamer vol klei' in Schilde (Museum Albert Van Dyck) toonde dit voorjaar de verscheidenheid binnen de hedendaagse keramiek. Je zag er sculpturaal werk van vier pioniers die vanaf de jaren vijftig niet alleen de toegepaste keramiek heruitvonden maar bovenal het medium als kunstvorm op de kaart zetten: José Vermeersch (wiens honderdste verjaardag in 2022 uitvoerig gevierd werd), Pierre Culot, Lutgart De Meyer en Rogier Vandeweghe.

Daarnaast was er werk te bekijken van de daaropvolgende generatie kunstenaars die installatie, land art, performance, video en fotografie in keramiek integreren: Anne Ausloos, Nathalie Doyen, Alexandra Engelfriet en Bie Michels. Het is onder invloed van de milieubeweging van de jaren zeventig dat hun aandacht ook uitgaat naar het materiaal, de klei. Ze maken de rijkdom aan verhalen die klei in zich draagt, zichtbaar, en daarmee de kostbaarheid van de aarde.

Voor 'Kamer vol klei' groef Anne Ausloos bijvoorbeeld klei op in de omgeving van het Museum Albert Van Dyck. Ook Alexandra Engelfriet, die eind 2022 de prestigieuze Van Achterberghprijs in de wacht sleepte voor haar bijdrage aan keramiek, brengt klei dichterbij. Ze begeeft zich met haar hele lichaam in de klei. Via video brengt ze deze transformerende ervaring over op de kijker.

Naar aanleiding van de tentoonstelling verscheen recent de publicatie Hands, Eyes, Ceramics, in samenwerking met uitgeverij MER. (Borgerhoff & Lamberigts). Die gaat dieper in op het werk van de deelnemende kunstenaars. De uitgebreide, geïllustreerde uitgave bevat teksten van Lotte Brown, Lut Pil en Liesbet Waegemans, die de expo cureerde en het boek samenstelde.

 

Traditioneel staat keramiek voor gebakken klei, maar het begrip wordt steeds meer opgerekt en ook werk met ongebakken klei valt hieronder. Hands. Eyes. Ceramics tast de grenzen af van wat keramiek is. Want keramiek is vandaag populairder dan ooit. Komt het door het tactiele karakter van klei? ‘In een wereld die steeds digitaler wordt, gaan we op zoek naar tastbaarheid. De grote belangstelling heeft ook te maken met de archetypische betekenis van de pot: het symbool voor samenbrengen en samenkomen’, klinkt het.

Hands. Eyes. Ceramics | Liesbet Waegemans, is een tweetalige uitgave (Nederlands/Engels) van MER,  hardcover, 136 p., 39 euro.


Fotografische slentertochten door Japan

Azië-kenner en essayist Ian Buruma, ook voormalig hoofdredacteur van The New York Review of Books, spendeerde in de jaren zeventig veel tijd in Tokio, waarover hij al uitgebreid schreef, onder meer in het schitterende Tokio, mon amour (2018). Maar dat hij er ook als fotograaf actief was, is minder bekend. Hij laat de keerzijde ven het geritualiseerde, conformistische Japan zien en dompelde zich onder in theaterwerelden vol flamboyante buitenissigheid. Hij vult ze aan met beelden van traditionele tatoeage-meesters, kermisklanten, regisseurs als Kurosawa of slentertochten door achterbuurten. Een knap fotodocument, omlijst met bespiegelingen, soms knipogend naar het werk van Daido Moriyama.

Ian Buruma, Spektakel in Tokio. Japanse foto’s 1975-1981, 96 p., Atlas Contact, 22,99 euro.