I
In het jaar dat we flippo’s spaarden, sloot ik vriendschappen met de meisjes met een slechte motoriek. Voor de jaarlijkse kleindierenshow in het dorp werden aftelkalenders gemaakt. Ik won alle knikkerpartijtjes van de kinderen die om het plein woonden, zelfs als ik hen het putje liet graven in het grasveldje naast de speeltuin. De pony’s die tijdens de kermis naast de bieb stonden opgesteld waren sloom. Hun schofthoogte was gelijk aan de lengte van de meeste kinderen uit groep 5, maar ook als je vijftien was mocht je er nog op rijden zolang je er maar voor betaalde. We droegen allemaal wit tijdens onze communie, al geloofden alleen onze oma’s nog in God. Ik moest zo lang met zijwieltjes fietsen tot mijn ouders zeker wisten dat ik nooit zou vallen. We vingen lieveheersbeestjes op de buxushaagjes van de buren en stopten ze in jampotten. Binnen een uur zag de bodem zwart. Je kon ze makkelijk met lucifers aansteken of kapot drukken op de tuintafel met de bolle kant van een lepel. In ons dorp zat nergens uitdaging in.
II
In een zomer kochten we twee grasparkieten (Blauwtje en Kiwi). In ons huis hadden ze het beroep van kanaries in een kolenmijn. Hele dagen zwegen ze en wij gaven ze eten en wij keken ernaar. Het was in de tijd waarin mijn vader in de badkamer sliep. Vroeger vertelde mijn moeder nog wel eens dat, toen ze net verkering kregen, ze het dreigde uit te maken als hij niet stopte met roken. Daar lachten we dan om, omdat we achteraf de wetenschap hadden dat onze moeder nu vijf pakjes per week rookt. Waarom mijn vader mijn oude matras van zolder had gehaald, vertelden ze niet. Scheidingskosten zijn hoog tegenwoordig, dat wist ik ook wel, en bovendien hoort er in ons dorp niets te gebeuren. Mocht er wel iets gebeuren: doe alsof het niet zo is. Er hoeft niets te veranderen. Als kanaries dood neervallen, kun je nieuwe kopen en hen dezelfde namen geven.
III
De route naar de kleindierenshow stond, zoals ieder jaar, al drie weken van tevoren aangegeven in de gemeenteplantsoentjes op de rotondes, terwijl iedereen de weg kende. Gelamineerde A4’tjes waren met een nietpistool op houten paaltjes vastgemaakt. Vanaf het Wilhelminaplein gezien: af en toe naar links, soms de tweede afslag, maar overwegend rechtsaf. De kleindierenshow in Groencentrum De Mortelen is elk jaar een van de hoogtepunten, naast de Trekkertrek en het carnaval in zalencentrum Prinsenhof (naast het tapijtcentrum). Het zijn evenementen die voornamelijk gebruikt kunnen worden voor de aanvraag van drankvergunningen. Op het nieuws keken we toe hoe vrachtwagens inreden op menigtes tijdens kerstmarkten, dan schudden we onze hoofden en knikten we elkaar toe: ‘Dat zijn de gevaren van de stad.’
IV
Vreemdelingen herken je, dat zijn de mensen die geen korting krijgen bij de kaaswinkel, die niet worden gegroet op straat, wier TomTom aangeeft dat de onlangs aangelegde busbaan nog steeds een openbare weg is.
V
Het was mijn zestiende kermis en ik vond mezelf inmiddels te groot voor de pony’s naast de bieb. In het muntjesschuiven was ik goed geworden. Dit was waar we ons zakgeld voor hadden bewaard. Het was ook niet dat we gedurende het jaar iets anders hadden om het aan te besteden, met uitzondering van een zomerabonnement voor het openluchtzwembad. Maar na een tijdje wisten we met welke badmeesters in opleiding we moesten zoenen om ook daar gratis binnen te komen. Andere kinderen betaalden mij om hun favoriete knuffel uit de grijpmachines te pakken. Voor 250 punten koos ik een speelgoed-AK47-aanvalsgeweer. De vrouw die naast mijn achterburen woont werd boos, omdat ik de baby in haar kinderwagen liet huilen toen ik de loop op het midden van zijn voorhoofd richtte en de trekker een keer overhaalde en lachte. Van de resterende 28 punten kocht ik een salmiaklollie en een sleutelhanger van een wereldbol die binnen een week van mijn fietssleutel viel.
VI
Er was weinig te doen in een dorp waar ouders hun kinderen zo lang met zijwieltjes laten fietsen dat niemand weet hoe je moet vallen. Het dorp voelde als een fleecedeken in de zomer en toch rollen we er onszelf zo strak mogelijk in op. Tegen beter weten in bouwden we, met tuinstoelen, wasknijpers en dekbedovertrekken, tenten zodat we konden doen alsof er daarbuiten niets bestond. Vreemdelingen waren het voornaamste gespreksonderwerp totdat er nieuwe fonteinen werden geplaatst op het plein voor het gemeentehuis. Er was veel tijd om na te denken (over de correcte aanlegwijze van graszoden bij de overburen, over hoe vaak je je planten water kan geven zonder dat ze verdrinken, over weddenschappen over hoeveel lege wijnflessen je met één keer lopen naar de glasbak kan dragen, over hoe makkelijk je je grasparkieten kan doodknijpen, maar dat doe je niet, zoiets doe je niet).
VII
Bij de supermarkt op het Wilhelminaplein was er een schilder-op-nummer-setje in de aanbieding. Ik kocht het setje met een olifantenmoeder met jong. Daar zaten de verfkleuren bij die ik kon gebruiken: zwart, wit, grijs, lichtbruin. In de badkuip probeerde ik met lucifers het canvas aan te steken, dat had ik niet nodig. Toen me dat te lang duurde, heb ik het gewoon in de kliko gegooid. Op de zwart-witte badkamertegels legde ik mijn benodigdheden voor me neer: de ronde potjes verf die bij het setje hadden gezeten, het rode plastic kwastje dat bij het setje had gezeten, drie stukjes keukenrol (voor het geval er iets mis zou gaan), een glas met water, het speelgoedmachinegeweer dat ik op de kermis won, tandenstokers (voor het aanbrengen van details). Mijn AK47 beschilderde ik zodat hij er zo waarheidsgetrouw mogelijk uitzag. Het felle rode dat op de knopjes zat, vervaagde ik met lichtbruin. Met de tandenstokers maakte ik er een paar krasjes op. Ik oefende drie weken op de correcte uitspraak van Kalasjnikov. Tijdens Oud en Nieuw probeerde ik in mijn achtertuin het geluid te overstemmen van de rotjes die de buurtjongens gooiden op het pleintje. Om half één zei mijn moeder dat ik de buurtkinderen een gelukkig nieuw jaar moest gaan wensen. Ze dronken een fles champagne, alleen voor de traditie, daarna kwam de wodka.
VIII
Iedereen wist wel dat het onnatuurlijk was om al die diertjes in kooitjes te houden, maar dat was nou eenmaal wat we hier deden. In Groencentrum De Mortelen stonden zo’n driehonderd hokjes met Russische dwerghamsters, halsbandparkieten, Duitse hangoorkonijnen, goudhamsters, kippen, dumbo-ratten. De temperatuur lag in de serre zo rond de 22 graden, maar ik hield mijn houtje-touwtje jas aan. Met mijn linkerhand in mijn jaszak drukte ik mijn arm tegen mijn zij aan om het harde plastic van mijn AK47 vast te klemmen. Ik liep door de gangpaden terwijl ik met mijn wijsvinger langs de ijzeren tralietjes streek. Soms bleef ik stilstaan. De kanaries waren het mooist. Het waren de enige aanwezige vogelsoorten die niet hun best deden om de menselijke klanken te imiteren. De jury bestond vooral uit mannen. Een van de vier had geen grijze snor. Sommige dieren mochten een parcours afleggen voor de jurytafel. De meeste moesten in hun hokjes wachten tot de jury zijn rondje ging maken en met pen en papier langs hen zou lopen.
IX
Er was veel tijd om na te denken over het doffe geluid dat mensenlichamen maken wanneer ze vallen over omgeduwde klapstoeltjes.
X
Toen de bezoekers zich in het tuincentrum opstelden in een halve cirkel rond de plek waar de uitreiking van de kleindierenshow zou plaatsvinden, vond ik voor mezelf een staplaats net achter de vier rijen van klapstoeltjes. Ik stond goed centraal. Uiteindelijk won een halsbandparkiet wiens kop groen was en wiens verendek geleidelijk overliep tot lichtblauw in zijn staart, de overall-prijs in de categorie ‘vogels’. Met mijn rechterhand knoopte ik mijn houtje-touwtjejas open. Met mijn linkerarm drukte ik nog steeds het harde plastic tegen mijn zij. Iets harder dan nodig was, totdat het bijna pijn deed. De eigenaar van de halsbandparkiet was blij. Hij kreeg een fles wijn. Ik stak mijn rechterhand onder mijn jas, gleed met mijn vingers liefkozend over het harde plastic, alsof ik het geruststelde als waakhonden vlak voordat ze losgelaten worden. Er werd een rood lintje gehangen op de kooi van de groene halsbandparkiet. De vogel ging op zijn stokje zo ver mogelijk ervan weg zitten. Hij hield zijn kopje schuin, hij vertrouwde het niet. Iedereen maakt zich op voor het uitreiken van de oorkonde aan de mooiste Kortharige Borstelcavia van dit jaar. Een vijftal genomineerde kooitjes werden op de daarvoor bestemde tafels geplaatst. Er moest eens iets gebeuren. Mijn vingers vonden de trekker van de Kalasjnikov onder mijn jas. Een van de juryleden trommelde met zijn twee wijsvingers op hun tafeltje, bij wijzen van tromgeroffel voor de volgende aankondiging. Het publiek was gefocust, er werd even niet uit de plastic bekertjes gedronken. Ik haalde het geweer onder mijn jas vandaan. Ik ondersteunde het met mijn linkerhand, kneep mijn ene oog dicht en het andere oog tot een spleetje zoals soldaten in films doen wanneer ze mikken.