‘Eindelijk ook verhalen’, de ondertitel van deze bundeling, suggereert een lacune in het oeuvre van een veelzijdige schrijver die al vijfentwintig jaar furore maakt met romans, poëzie en essays en die al meermaals in de prijzen viel. Niet eerder verschenen er korte verhalen van Erwin Mortier (1965) in boekvorm. In het nawoord, dat de ironische titel ‘bij wijze van plechtige uitleiding’ draagt, verzekert Mortier zijn lezers dat hij het literaire genre allerminst stiefmoederlijk behandelt: ‘[i]k beschouw [mijn verhalen] als een volwaardig deel van mijn werk, waarvan ze de speeltuin of het laboratorium vormen’. Het is een curieuze opmerking. Iemand die zijn verhalen als volwaardig beschouwt, hoeft dat immers niet te expliciteren. In de Nederlandse literatuur zijn er verschillende schrijvers voor wie het korte verhaal een dominante uitdrukkingsvorm is, waarbij we kunnen denken aan auteurs als Rob van Essen en Annelies Verbeke. Met Glorie en heerlijkheid voegt Mortier zich nog niet bij dit gezelschap. In de paratekst bij deze publicatie valt namelijk een uitgesproken ironische toon op, die erop duidt dat Mortier het korte verhaal toch niet zo serieus durft te nemen als de vrolijke ondertitel doet vermoeden. Zo schrijft Mortier in het reeds genoemde nawoord: ‘[v]ruchteloos zal de lezer […] zoeken naar zwaarwegende problematieken’, waartoe we naast ‘de klimaatopwarming’ en ‘genderkwesties’ ook ‘ochtendwratjes en ander raar eczeem’ moeten rekenen. Er klinkt dan ook een zekere geringschatting door in het woordje ‘ook’ uit de ondertitel (waarom bijvoorbeeld niet ‘eindelijk verhalen’?).